In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om een geschil tussen Famed B.V. en een gedaagde over de betaling van een factuur voor een tandheelkundige behandeling. De gedaagde, geboren op [geboortedatum], onderging op 12 juni 2017 een behandeling bij Tandartspraktijk Molenaar. Famed heeft een bedrag van € 823,12 in rekening gebracht, waarvan slechts € 125,00 is betaald. Famed vordert nu het resterende bedrag van € 698,12, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat zijn moeder, mevrouw [naam moeder gedaagde], de contractspartij is, omdat zij de behandeling heeft aangevraagd en een betalingsregeling heeft getroffen.
De kantonrechter overweegt dat de gedaagde ten tijde van de behandeling minderjarig was en dat volgens artikel 1:234 BW minderjarigen in beginsel onbekwaam zijn tot het verrichten van rechtshandelingen. Echter, artikel 7:447 BW biedt een uitzondering voor geneeskundige behandelingsovereenkomsten, waarbij minderjarigen vanaf 16 jaar bekwaam zijn om een dergelijke overeenkomst aan te gaan. De kantonrechter concludeert dat, hoewel de gedaagde stelt dat zijn moeder de overeenkomst heeft gesloten, dit niet betekent dat zij ook de contractspartij is geworden. De rechter oordeelt dat de tandartspraktijk er vanuit mocht gaan dat de moeder als wettelijke vertegenwoordiger handelde en dat de gedaagde de contractspartij is.
De vordering van Famed wordt toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en is uitvoerbaar bij voorraad.