ECLI:NL:RBROT:2020:2390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
ROT 19/4353
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering wegens verzwegen inkomsten uit bingo-activiteiten en andere bronnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland. De eiseres had een bijstandsuitkering ontvangen, maar deze werd door de gemeente ingetrokken op basis van het vermoeden dat zij inkomsten had verzwegen uit bingo-activiteiten en andere bronnen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had besloten tot intrekking van de bijstandsuitkering, omdat de eiseres niet had voldaan aan haar inlichtingenplicht. De rechtbank stelde vast dat de eiseres actief betrokken was bij het organiseren van bingo-evenementen en dat zij inkomsten had kunnen ontvangen, maar deze niet had gemeld. De rechtbank concludeerde dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld vanwege het inlichtingenverzuim van de eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de gemeente om de bijstandsuitkering in te trekken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/4353

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2020 in de zaak tussen

[Naam] , te [Plaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 29 augustus 2016 – zo begrijpt de rechtbank – ingetrokken en een bedrag van € 34.858,08 (bruto) van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 16 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. R.N. van der Ham. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Blok.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 17 maart 2020 een nader stuk ingediend en de rechtbank verzocht zo nodig het onderzoek te heropenen.

Overwegingen

1. Met betrekking tot de brief van gemachtigde van eiseres van 17 maart 2020 overweegt de rechtbank het volgende. Het bijgevoegde tweede aanvullende beroepschrift van 29 januari 2020 is eerder blijkbaar in een ander dossier gevoegd vanwege de vermelding van een ander dossiernummer op dat tweede aanvullende beroepschrift. Na kennisname daarvan ziet de rechtbank geen aanleiding tot heropening van het onderzoek omdat hetgeen wat daarin staat op zitting is behandeld en dus geen nieuw licht op de zaak werpt. Gelet op artikel 2.16, derde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (niet‑KEI‑zaken) 2017 wordt de brief met de bijlage wel in het dossier opgenomen.
2. Uit de stukken blijkt het volgende. Eiseres ontving met ingang van 29 augustus 2016 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande of alleenstaande ouder. Bij brief van 15 januari 2018 heeft verweerder van het Centraal meldpunt Fraude een bijzonder signaal met betrekking tot eiseres ontvangen. Daarbij is onder meer vermeld dat eiseres beheerder is bij Mercato in Hoogvliet en organisator van Bingoavonden (waarbij is vermeld dat data van de bingoavonden zijn te vinden op [Naam] Facebook). Naar aanleiding van deze melding heeft verweerder eind 2018 informatie opgevraagd bij eiseres en is zij gehoord door een klantmanager en een handhavingsmedewerker. Omdat de door haar overgelegde bankafschriften onvolledig waren en niet zagen op alle rekeningen waarover zij kon beschikken heeft verweerder in december 2018 de bijstand opgeschort en om de ontbrekende afschriften verzocht. Na overlegging van ontbrekende afschriften heeft verweerder de beslissing tot opschorting ingetrokken. In januari 2019 hebben een klantmanager en een handhavingsmedewerker eiseres opnieuw gehoord. Voorts zijn blijkens een rapport van bevindingen van 18 januari 2019 door handhavingsmedewerkers in september 2018 enige waarnemingen verricht waarbij eiseres is gesignaleerd bij de Mercato Martkhal in Hoogvliet. Voorts heeft eiseres een (ongetekende) vrijwilligersovereenkomst overgelegd die zij met Mercato zou zijn aangegaan vanaf juni 2018.
3. In een rapport van 7 juni 2019 wordt onder meer het volgende vastgesteld:
 Op de Rabo regenboogrekening op naam van de dochter van eiseres (het kind) zijn in de periode van 28 september 2017 tot en met 27 december 2018 (dat is de periode waarop de overgelegde afschriften zien) bijschrijvingen gedaan tot een bedrag van in totaal € 1.000 door [Naam] , de vader van het kind. Dit zijn onderhoudsbijdragen die gekort hadden moeten worden op de bijstand, maar niet zijn gemeld door eiseres.
 Op diezelfde rekening zijn in de periode 10 mei 2108 tot en met 4 december 2018) 29 bijschrijvingen door Groupon Netherlands B.V. gedaan, variërend van € 10 tot € 150. Deze bedragen zouden volgens eiseres zijn bedoeld voor Mercato. Omdat de eigenaar geen bankrekening kon openen zou eiseres voor overschrijvingen de rekening van het kind hebben gebruikt. Een boekhouding heeft eiseres niet bijgehouden. Voorts zijn er zakelijke bijschrijvingen op de rekening van het kind verricht bestemd voor Mercato.
 De kosten van boodschappen van eiseres die blijken uit pintransacties zijn in 2017 en 2018 aanzienlijk lager dan de NIBUD-normen, terwijl er in die jaren ook periodes zijn van een maand of langer dat door eiseres in het geheel geen boodschappen worden betaald via pintransacties. Eiseres gaf daarvoor in januari 2019 als verklaring dat ze bij wel 40 tot 50 mensen die ze kent kan eten, maar in de toekenningsrapportage was te vinden dat eiseres destijds heeft verklaard dat zij slechts contact heeft met drie vriendinnen en lastig contact maakt met nieuwe mensen.
 Eiseres heeft verklaard haar naam aan Mercato te verbinden om de eigenaar te helpen. Zij trad op als woordvoerster en bedrijfsleidster. Uit bankafschriften blijkt dat eiseres geld heeft overmaakt naar de eigenaar toen hij gedetineerd was. In de periode van detentie zou eiseres de verantwoordelijkheid hebben gedragen voor Mercato.
 Eiseres heeft op 15 oktober 2014 een facebookpagina opgericht waarin oproepen worden gedaan voor activiteiten met betrekking tot Mercato (zoals de verhuur van standplaatsen). Op Facebook is een pagina [Naam] (thans [Naam] ) te vinden. [Naam] organiseert bingo’s en andere sociale activiteiten. Deze pagina zou eiseres ten behoeve van haar vriendinnen hebben aangemaakt. Op deze facebookpagina is het telefoonnummer van eiseres vermeld en op foto’s van activiteiten is zij in beeld, veelal met pruik. Eiseres heeft gezegd dat zij in 2017 is gestopt met [Naam] en nimmer iets daarmee heeft verdiend.
 Eiseres blijkt meermaals op vakantie te zijn geweest in binnen- en buitenland, zonder dit te hebben gemeld aan verweerder. Er is een voertuig, dat is aangeschaft door de eigenaar van Mercato, op naam van eiseres gezet. Ook van het bezit van een auto heeft eiseres geen melding gedaan aan verweerder.
Uit al de hiervoor genoemde bevindingen concludeert verweerder dat er bij eiseres sprake is van een contante geldstroom die wordt onttrokken aan het zicht, waardoor de inkomens- en vermogenspositie van eiseres onduidelijk is.
4. Verweerder heeft vanwege het niet nakomen van de in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet besloten liggende inlichtingenplicht van eiseres gedurende de gehele periode van bijstandsverstrekking het standpunt ingenomen dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Om die reden heeft verweerder de bijstand vanaf de ingangsdatum ingetrokken en teruggevorderd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
5. Eiseres heeft in beroep het volgende aangevoerd.
5.1.
Ten onrechte heeft verweerder de bingo-evenementen gekwalificeerd als winstgevende, commerciële evenementen, terwijl het niet meer betreft dan een sociale vrijetijdsbesteding. Verweerder heeft, mogelijk misleid door de grote aandacht op Facebook, deze evenementen opgeblazen tot (te) grote proporties. Er is geen enkel concreet aanknopingspunt dat eiseres baten zou hebben ontvangen in verband met [Naam] . Daarentegen hebben de andere betrokkenen expliciet verklaard dat er nimmer opbrengsten zijn geweest, anders dan opbrengsten die zijn aangewend voor de aankoop van nieuwe bescheiden prijzen voor de bingo. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte en zonder nadere motivering geen enkele waarde gehecht aan deze verklaringen. Bovendien is er geen enkele aanwijzing dat de bescheiden geldstroom rondom het organiseren van een bingo door eiseres zou zijn beheerd, zodat niet valt in te zien waarom zij een administratie zou moeten bijhouden.
5.2.
Verweerder heeft op basis van de bankafschriften gesteld dat ‘wel sprake moet zijn’ van contante geldstromen, omdat er over een bepaalde periode weinig uitgaven in supermarkten zijn. Dit enkele feit is echter onvoldoende voor zo’n vergaande conclusie. Verder is gewezen op de omstandigheid dat eiseres weinig pinbetalingen verricht voor brandstof. Eiseres heeft hiervoor echter een bevredigende verklaring gegeven, die ten onrechte niet wordt gevolgd. Zo heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt waarom de verklaring van eiseres niet zou overeenkomen met het pingedrag op de afschriften. Dat eiseres bij aanvang van de bijstandsverlening heeft aangegeven dat haar sociale netwerk op dat moment beperkt was, neemt niet weg dat dit kan veranderen. Bovendien heeft eiseres ook familie en kennissen.
5.3.
Eiseres erkent dat het onhandig is geweest om tijdelijk en incidenteel betalingen in verband met Mercato via haar (dochters) rekening te laten verrichten. Die bewuste bedragen alsmede de bedragen die door de ex-partner ten behoeve van het kind zijn betaald, zouden kunnen worden betrokken in de herziening van het recht op bijstand, maar kunnen niet leiden tot volledige intrekking van de verstrekte bijstand.
5.4.
Uit het bestreden besluit lijkt opgemaakt te kunnen worden dat de grondslag voor de intrekking wordt gebaseerd op het vermeende bestaan van een contante geldstroom, die aan het zicht zou zijn onttrokken, alsmede op het vermoeden dat eiseres opbrengsten uit bingo-activiteiten zou hebben gehad (en dit niet heeft gemeld). Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder vasthoudt aan zijn eerdere standpunt dat eiseres (op geld waardeerbare) activiteiten heeft verricht voor Mercato. Mocht dit wel het geval zijn, dan is verweerder ten onrechte niet ingegaan op wat in bezwaar naar voren is gebracht, zodat het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent.
5.5.
Met betrekking tot haar op geld waardeerbare werkzaamheden bij Mercato heeft eiseres – subsidiair – naar voren gebracht dat zij in het kader van de sociale activering door verweerder in januari 2018 was opgedragen om één tot twee dagdelen per week vrijwilligerswerk te gaan doen. Zij heeft vervolgens gezocht naar mogelijkheden daartoe en kwam uit bij Mercato. Eiseres heeft dit gemeld aan verweerder en een (ongetekende) model vrijwilligersovereenkomst, gedateerd op 1 juni 2018, overgelegd. Daar heeft verweerder vervolgens niets mee gedaan. Volgens eiseres staat een en ander er aan in de weg dat haar achteraf door verweerder wordt tegengeworpen dat zij op geld waardeerbare arbeid heeft verricht bij Mercato.
6. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
7. Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust (bijv. ECLI:NL:CRVB:2018:1364 en ECLI:NL:CRVB:2020:62). Dit betekent dat verweerder de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
8. Uit artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet volgt onder meer dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
9. Vast staat dat eiseres de inlichtingenplicht niet is nagekomen. In geschil is slechts de mate waarin eiseres in verzuim is en over welke periode. Indien door het inlichtingenverzuim het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, kan verweerder de gehele bijstand intrekken, behoudens tegenbewijs. Wel rust op verweerder de bewijslast vast te stellen over welke periode sprake is van inlichtingenverzuim (ECLI:NL:CRVB:2008:BD9113). De vraag of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende bij aanvang van de bijstandverlening en gedurende de gehele periode van bijstandverlening relevante informatie heeft verzwegen en verweerder om die reden het recht op bijstand vanaf 29 augustus 2016 niet kan vaststellen, wordt door de rechtbank met verweerder bevestigend beantwoord. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
10. Uit de stukken en het verslag van de hoorzitting in bezwaar komt naar voren dat eiseres voorafgaand aan en ook na toekenning van de bijstandsuitkering actief was als beheerder van Facebookpagina [Naam] en zij onder die naam samen met vriendinnen bingo-evenementen organiseerde. Zij heeft die activiteit niet gemeld aan verweerder bij de intake of nadien. Evenmin heeft zij vermeld daaruit inkomsten te hebben genoten. Eiseres ontkent dat zij enige inkomsten heeft gehad uit de inleg van de deelnemers van deze bingo-evenementen – wat wordt ondersteund door drie getuigenverklaringen van medebeheerders van de facebookpagina – en meent dat er daarom evenmin reden was om een administratie bij te houden van de ontvangsten en uitgaven met betrekking tot deze activiteiten. Daarin volgt de rechtbank eiseres niet. Tussen de stukken bevinden zich diverse uitdraaien van advertenties op Facebook inzake bingo-evenementen die zijn geplaatst door [Naam] . In die advertenties zijn kaartprijzen vermeld tussen € 12,50 en € 45. Tijdens de hoorzitting in bezwaar is eiseres voorgehouden dat zich voor een bepaald evenement, waarvoor de kaartprijs € 45 was, 965 gasten hebben aangemeld. Eiseres heeft daarop geantwoord dat dit misschien de mensen zijn die interesse hebben in het evenement, maar dat het veel is als daarvan 10% komt en dat zij nog nooit in een zaaltje heeft gezeten waar 900 man kon zitten. Indien de rechtbank er veronderstellenderwijs vanuit gaat dat 90 personen hebben deelgenomen, dan is de opbrengst van dat bingo-evenement € 4.050. Volgens de desbetreffende Facebookpagina hebben zich vanaf 22 juni 2016 meer dan 40 bingo-evenementen voorgedaan. Op de hoorzitting in bezwaar is eiseres voorgehouden dat de naam [Naam] op 8 februari 2018 is gewijzigd in [Naam], waarna zij verklaarde dat zij nadien nog wel bij de evenementen aanwezig was en meestal de nummers opriep, maar dat zij nooit bij het geld zat. Voorts heeft eiseres een betaling gedaan voor een advertentie voor een bingo-evenement bij Marché 10. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat eiseres gedurende de gehele periode van bijstandverlening actief was met het organiseren van bingo-evenementen en dat hier zodanig veel geld mee was gemoeid dat zij daar inkomsten uit heeft ontvangen of heeft kunnen ontvangen, met dien verstande dat het gaat om economische op geld waardeerbare activiteiten (vgl. ECLI:NL:CRVB:2020:12). De verklaringen van drie vriendinnen van eiseres doen hier niet aan af.
11. Gelet op artikel 31 van de Participatiewet worden tot de middelen van de belanghebbende gerekend, die middelen waarover de belanghebbende redelijkerwijs kan beschikken, zodat de werkzaamheden bij Mercato relevant zijn voor het recht op bijstand, tenzij die werkzaamheden zouden kwalificeren als toegestaan vrijwilligerswerk. Uit de stukken blijkt dat eiseres eerder dan nadat haar eind januari 2018 de verplichting is opgelegd naar vrijwilligerswerk te zoeken activiteiten heeft verricht voor Mercato. Zo bevindt zich in het dossier een uitdraai van een bericht van RTV Rijnmond van 24 januari 2018 waarin eiseres wordt geciteerd als initiatiefneemster van Mercato. Eiseres presenteerde zich ook nadien via verschillende media als beheerder, marktmeester en initiatiefneemster van Mercato. Voorts is vast komen te staan dat er sprake is van geldstromen waarover zij beschikte of kon beschikken in verband met de activiteiten van Mercato. Zo zijn gelden gestort op de bankrekening van het kind, waarover eiseres de beschikking had, en had zij de beschikking over gelden in de kassa van Mercato. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit niet duidt niet op het ontplooiien van activiteiten als vrijwilligster, maar dat ook hier sprake is van economische, op geld waardeerbare activiteiten. Deze activiteiten bij Mercato heeft eiseres niet uit eigen beweging aan verweerder gemeld. Het overleggen van een (ongetekende) model vrijwilligersovereenkomst, gedateerd op 1 juni 2018, doet hier niet aan af, omdat uit het voorgaande volgt dat eiseres al vóór de aan haar opgelegde verplichting tot het zoeken van vrijwilligerswerk werkzaam was voor Mercato en aannemelijk is geworden dat er wel betalingen hebben plaatsgevonden. Gelet op één en ander is sprake geweest van op geld waardeerbare arbeid. Anders dan eiseres suggereert liggen deze verzwegen activiteiten en mogelijke inkomsten daaruit mede ten grondslag aan het bestreden besluit. Voort is dit in het bestreden besluit afdoende gemotiveerd.
12. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder op overtuigende wijze inzichtelijk heeft gemaakt dat eiseres gelet op haar pingedrag gedurende de gehele bijstandsperiode structureel aanzienlijk minder levensmiddelen heeft gekocht dan op grond van de NIBUD-normen mag worden verwacht, terwijl er voorts meerdere perioden van een maand of langer zijn geweest dat helemaal niet valt vast te stellen dat eiseres levensmiddelen heeft gekocht. Aannemelijk is daarom dat een ander structureel levensmiddelen voor eiseres heeft betaald of dat eiseres over een andere geldstoom kon beschikken. Voorts is vast komen te staan dat eiseres een kentekenhoudster was van een voertuig en dat zij wel parkeergelden voldeed, maar nimmer benzinekosten heeft betaald. Hieruit volgt eveneens dat ofwel een andere persoon die kosten voldeed ofwel dat eiseres over een andere geldstoom kon beschikken. Eiseres heeft hiervan geen melding gemaakt bij verweerder. Ook hierdoor is niet duidelijk waarvan eiseres heeft geleefd. Haar verklaring dat zij bij vrienden terecht kon acht de rechtbank in dit verband ontoereikend.
13. Daar komt bij dat eiseres heeft verzwegen dat de vader het kind gelden heeft overgemaakt op rekening van het kind. Vaststaat dat in de periode van 28 september 2017 tot en met 27 december 2018 (dat is de periode waarop de overgelegde afschriften zien) door de vader van het kind bijschrijvingen zijn gedaan tot een bedrag van in totaal € 1.000. Omdat eiseres heeft geweigerd alle afschriften over te leggen en de vader van het kind onregelmatig heeft betaald in de genoemde periode, kan een schatting van het totaal dat is betaalde gedurende de gehele periode van bijstandsverstrekking niet worden gemaakt.
14. Het inlichtingenverzuim in combinatie met al deze feiten en omstandigheden brengen naar het oordeel van de rechtbank met zich dat verweerder het recht op bijstand gedurende de gehele periode van bijstandverlening – ook niet schattenderwijs – heeft kunnen vaststellen.
15. Gelet hierop heeft verweerder terecht de bijstand ingetrokken op grond van artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de Participatiewet. Tegen de terugvordering op grond van artikel 58, eerste lid, van de participatiewet zijn geen afzonderlijke gronden ingediend, zodat die geen bespreking behoeft.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is gedaan op 20 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.