ECLI:NL:RBROT:2020:2026
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering Wajong-uitkering na aantreffen hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een Wajong-uitkering ontving, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De zaak betreft de intrekking van de Wajong-uitkering van de eiser over de periode van 1 mei 2017 tot en met 27 september 2017, alsook de terugvordering van een bedrag van € 6.136,63 bruto. Dit besluit volgde op het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning van de eiser, waarbij hij en zijn broer als verdachten werden aangemerkt. De politie had 246 hennepplanten aangetroffen en een rapport over het wederrechtelijk verkregen voordeel opgesteld.
De eiser heeft tegen het besluit van het UWV bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep voerde de eiser aan dat het UWV een onzorgvuldig onderzoek had uitgevoerd en dat hij niets met de hennepteelt te maken had. Hij betwistte de schending van de inlichtingenverplichting en stelde dat het UWV zich ten onrechte had gebaseerd op de enkele verdenking van een strafbaar feit. De rechtbank oordeelde dat de eiser, als huurder van de woning, verondersteld werd (mede)eigenaar te zijn van de hennepkwekerij en dat hij inkomsten had ontvangen, die hij niet had gemeld. De rechtbank concludeerde dat de eiser de op hem rustende inlichtingenverplichting had geschonden en dat het UWV bevoegd was om de uitkering in te trekken en terug te vorderen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.