ECLI:NL:RBROT:2020:2025
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens ontneming vrijheid en psychische problematiek
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in het geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die sinds 21 november 2011 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontving, had zijn uitkering beëindigd zien worden per 7 september 2018, nadat hij op 7 augustus 2018 in voorlopige hechtenis was gesteld. De rechtbank heeft de beëindiging van de uitkering beoordeeld in het licht van de Wet WIA en de omstandigheden van de eiser, waaronder zijn psychische problemen. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet onder de uitzonderingscategorieën viel die in de Wet WIA zijn omschreven, omdat zijn vrijheid rechtens was ontnomen en er geen oordeel was van de strafrechter dat zijn gepleegde feit niet aan hem kon worden toegerekend. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser, waaronder de schending van de informatieplicht door verweerder en de vooringenomenheid van de besluitvorming, verworpen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.