Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 maart 2020 in de zaken tussen
[naam], te [plaats], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
- een correctie van € 434,75 over de maand april 2018 (inhouding van 50,4 uur),
- een correctie van € 1.035,40 over de maand mei 2018 (inhouding van 86,4 uur) en
- een korting in verband met uren plichtsverzuim van € 888,- (inhouding van 57,6 uur) plaatsgevonden.
re-integratie te houden vormt onvoldoende rechtvaardigingsgrond voor een dergelijke ingrijpende maatregel.
Beslissing
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de loonstrook van juni 2018 (ROT 19/266) gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit I;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk ontslag (ROT 19/2380) gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II;
- verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit II gegrond;
- herroept het primaire besluit II;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit II;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de loonstrook van oktober 2018
- vernietigt het bestreden besluit III;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 522,- (3 x € 174,-) vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van