Overwegingen
1. Eiseres ontvangt op grond van de Pw een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder. Op door eiseres ingeleverde bankafschriften zijn over de periode september 2020 tot en met november 2020 pinopnames in een casino, contante stortingen en bijschrijvingen van derden te zien.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht niet is nagekomen omdat zij haar gokactiviteiten en de op haar bankrekening ontvangen bedragen niet heeft gemeld. Verweerder is verplicht de te veel betaalde bijstand terug te vorderen.
3. Eiseres voert aan dat verweerder een onjuiste beoordeling heeft gemaakt van de in aanmerking te nemen middelen. Zij betoogt dat verweerder ten onrechte de in een casino opgenomen bedragen heeft aangemerkt als inkomsten. Eiseres heeft met het gokken slechts € 25,- winst gemaakt. Bij de gestorte bedragen gaat het om geld van eiseres zelf.
4. Het beroep van eiseres heeft betrekking op de terugvordering in verband met gokactiviteiten en contante stortingen over de maanden september en oktober van 2020. Dat verweerder de bijschrijving van € 100,- op 25 september 2020 en de contante storting op 3 november 2020 als inkomsten heeft mogen aanmerken, is tussen partijen niet in geschil.
5. Gokken moet worden gemeld bij verweerder, omdat er geld mee kan worden verdiend. Omdat eiseres het gokken niet heeft gemeld, is zij haar inlichtingenverplichting niet nagekomen. Eiseres heeft dat op zichzelf niet bestreden.
6. In het primaire besluit heeft verweerder, bij het berekenen van het terugvorderingsbedrag, de door eiseres in een casino opgenomen bedragen en de contante stortingen die zij in de desbetreffende maanden heeft gedaan, bij elkaar opgeteld. Over de maand september 2020 heeft verweerder (voor zover het betreft de opnames in een casino en de stortingen) een bedrag teruggevorderd van € 600,- (€ 200,- aan opnames in een casino en € 400,- aan stortingen) en over de maand oktober 2020 de gehele maandnorm (€ 630,- aan opnames in een casino en € 485,- aan stortingen = meer dan de maandnorm).
7. In de bezwaarfase heeft eiseres aangevoerd dat deze wijze van het berekenen van het terugvorderingsbedrag niet juist is. Volgens eiseres wordt zij, doordat verweerder de opnames in het casino en de contante stortingen bij elkaar heeft opgeteld, in zekere zin dubbel belast. Eiseres heeft hierbij gemotiveerd gesteld dat er een nauw verband bestaat tussen de opgenomen bedragen, waarmee zij heeft gegokt, en het resterende geld dat zij vervolgens heeft teruggestort op haar rekening.
8. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat over zowel september 2020 als oktober 2020 de gehele maandnorm teruggevorderd had kunnen worden omdat, als gevolg van de gokactiviteiten en het ontbreken van een sluitende administratie, het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Over oktober 2020 is de bijstand reeds volledig teruggevorderd omdat de optelsom van de opgenomen bedragen en de contante stortingen het bedrag van de betaalde bijstand overstijgt. Verweerder heeft ervan afgezien de bijstand over september 2020 alsnog geheel terug te vorderen omdat eiseres anders door het maken van bezwaar in een nadeliger positie zou zijn komen te verkeren.
9. In de uitspraken van 2 september 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank (zie onder het procesverloop) is geoordeeld dat het volledig terugvorderen van de bijstand uitsluitend op basis van de omstandigheid dat de bijstandsgerechtigde in een bepaalde maand gokactiviteiten heeft verricht en daarvan geen sluitende administratie heeft bijgehouden, niet rechtmatig is. De rechtbank heeft in deze uitspraken voor de beoordeling door verweerder een vuistregel geformuleerd die zij wel acceptabel acht. Deze vuistregel houdt in dat de hoogte van de gokinkomsten gelijk wordt gesteld aan de hoogte van de bedragen die de bijstandsgerechtigde met gokken in het casino heeft ingezet (of, bij onduidelijkheid hierover, in het casino heeft gepind). De rechtbank verwijst verder naar de uitspraken van 2 september 2022.
10. Het standpunt van verweerder in het bestreden besluit dat over zowel september 2020 als oktober 2020 de gehele maandnorm teruggevorderd had kunnen worden omdat, als gevolg van de gokactiviteiten en het ontbreken van een sluitende administratie, het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld, is dus niet juist.
11. Ook afgezien hiervan kan het bestreden besluit niet in stand blijven. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat het terugvorderingsbedrag juist is berekend. Zoals hiervoor is vermeld, heeft eiseres gemotiveerd gesteld dat er een nauw verband bestaat tussen de opgenomen bedragen, waarmee zij heeft gegokt, en het resterende geld dat zij vervolgens heeft teruggestort op haar rekening. Op dit standpunt van eiseres is verweerder niet op toereikende wijze ingegaan.
12. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding voor definitieve beslechting van het geschil (vgl. de uitspraken van 2 september 2022). Verweerder moet een nieuw besluit op het bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak en met inachtneming van de uitspraken van 2 september 2022. De rechtbank stelt voor het nemen van een nieuw besluit op het bezwaar een termijn van acht weken.
13. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
14. De rechtbank ziet tevens aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.600,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1).