Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Ik bevond mij omstreeks 11:15 uur op de expeditie afdeling van bovengenoemd slachthuis, waar op dat moment een vrachtwagen beladen werd met pallets. Bij inspectie van de pallets zag ik dat hierop kratten met vers vlees, zijnde borstkappen, stonden. Op de pallet briefjes zag ik dat dit vlees betrof van dezelfde slachtdatum (d,w.z. productiedatum was 16-02-2018). Ik zag dat de vrachtwagen bijna volgeladen was, en dat er in de vrachtwagen ook pallets stonden, wederom met borstkappen van productiedatum 16-02-2018. De vrachtwagen is geen deel van de inrichting van de slachterij: dit wil zeggen dat d.m.v. het beladen van deze vrachtwagen het verladen (eerste stadium van vervoer) van vlees is aangevangen. Bij navragen van de chauffeur van betreffende vrachtwagen was deze lading bestemd voor Hoogeveen. Dit heb ik geverifieerd bij [naam] , en hij bevestigde mij dat deze betreffende lading bestemd was voor Hoogeveen. Ik heb daartoe met een (door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ter beschikking gestelde gekalibreerde) steekthermometer met serienummer 43503893 de kerntemperatuur van het vlees op 3, van de al in de vrachtwagen verladen, pallets gemeten. Hiermee stelde ik vast dat de kerntemperatuur van het vlees op deze 3 pallets 5.6 °C, 6.0 °C en 9.2 °C was. Zie de bijlage voor het kalibratierapport van de steekthermometer met serienummer 43503893. Deze waarden liggen boven het wettelijke vereiste dat vers pluimveevlees bij vervoer een temperatuur mag hebben van maximaal 4.0 °C. Ik zag, met behulp van een door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ter beschikking gestelde gekalibreerde thermometer, dat vlees boven de wettelijk vereiste temperatuur werd vervoerd. Hieruit bleek mij dat werd gehandeld in strijd met het bepaalde in bijlage III, sectie II, hoofdstuk V, punt 4 van Verordening (EG) 853/2004, juncto artikel 3 lid 1 van deze verordening, hetgeen een overtreding is van het bepaalde in artikel 2.4 lid 1 onder d van de Regeling dierlijke producten juncto artikel 6.2 lid 1 van de Wet dieren. In het HACCP protocol van bovengenoemd bedrijf is de temperatuur van vlees bij verladen genoemd als CCP (zie CCP tabel in de bijlage). Bij afwijkingen in temperatuur dient een corrigerende maatregel genomen te worden als volgens het HACCP protocol vermeld wordt. Hiernaast staat in de werkinstructie van de medewerkers expeditie vermeld dat vers vlees bij verladen tussen de 0 °C en 4° C moet zijn (zie werkinstructie WI 600.01 palletiseren/ expeditie). Ik heb [naam] aangesproken en de cautie gegeven. Vervolgens heb ik hem gevraagd wat in dit geval de procedures zijn, ter bevestiging van hetgeen in het protocol wordt vermeld. Hij vertelde dat de procedure m.b.t. dit CCP is, dat het vlees voor verladen tussen -1 °C en 4 °C mag zijn. Is dit niet het geval, dan moet er een corrigerende maatregel worden genomen, zoals het verder doorkoelen van het product tot het de benodigde temperatuur heeft bereikt.
.Geconcludeerd moet worden dat op dat moment het vervoer was aangevangen. Dat betekent dat eiseres zich niet gehouden heeft aan het voorschrift dat het vlees vóór het vervoer een temperatuur van niet meer dan 4 °C moet bereiken en tijdens het vervoer op die temperatuur moet worden gehouden. Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit 1 heeft begaan en was dus bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen. Op grond van artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren en de bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren geldt voor een overtreding van het beboetbare feit 1 een boete van € 2.500.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het beboetbare feit 2 en op het boetebedrag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit;
- herroept het primaire besluit, voor zover dat ziet op het beboetbare feit 2 en op het boetebedrag;
- stelt het boetebedrag vast op € 2.500,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 345,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.575,-.