ECLI:NL:RBROT:2019:994
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opschorting bijhouding persoonslijst in de basisregistratie personen (brp) en de vereisten voor adreswijziging
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiser had beroep ingesteld tegen de opschorting van zijn persoonslijst in de basisregistratie personen (brp) door verweerder. De opschorting was gebaseerd op een verzoek van de ex-partner van eiser, die meldde dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Verweerder had daarop een adresonderzoek ingesteld en eiser verzocht om zijn woonadres te bevestigen. Eiser verklaarde tijdelijk niet op het adres te verblijven vanwege een ruzie, maar verstrekte geen informatie over een ander adres. Na meerdere huisbezoeken, waarbij eiser niet werd aangetroffen, besloot verweerder de bijhouding van de persoonslijst op te schorten.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had gehandeld op basis van artikel 2.22 van de Wet brp. Eiser had niet aangetoond dat hij op het opgegeven adres verbleef en verweerder had voldoende onderzoek gedaan naar zijn verblijfplaats. De rechtbank benadrukte dat de wet vereist dat een ingezetene bereikbaar moet zijn op het adres waar hij woont. Aangezien eiser niet had voldaan aan deze vereisten, werd het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat de opschorting van de bijhouding van de persoonslijst gerechtvaardigd was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.