ECLI:NL:RBROT:2019:9693

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
C/10/583221 / HA ZA 19-920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op informatie van legitimaris/niet-erfgenaam ex art. 4:78 lid 1. Vervaltermijn 5 jaar ex 4:85 BW. Is notaris vertegenwoordiger van executeur en/of erfgenamen? Processueel ondeelbare rechtsverhouding?

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om de vordering van [naam 1], een onterfde zoon, die aanspraak maakt op zijn legitieme portie uit de nalatenschap van zijn overleden vader, [erflater]. De vader overleed op 20 augustus 2010 en had bij testament van 23 juli 2010 zijn kinderen uit een eerder huwelijk, waaronder [naam 1], onterfd. De executeur, [naam 2], en de erfgenamen, waaronder [naam 3], zijn in deze procedure betrokken. [naam 1] vordert in het incident dat de gedaagden hem de benodigde bescheiden verstrekken om zijn legitieme portie te berekenen, op straffe van een dwangsom. De rechtbank moet beoordelen of [naam 1] recht heeft op deze informatie, ondanks dat hij niet binnen de wettelijke termijn van vijf jaar na het overlijden van zijn vader aanspraak heeft gemaakt op zijn legitieme portie.

De rechtbank overweegt dat artikel 4:78 lid 1 BW [naam 1] recht geeft op informatie van de executeur en erfgenamen, ook al is hij geen erfgenaam. De rechtbank wijst erop dat het nog niet vaststaat dat [naam 1] te laat is met zijn verzoek om informatie. De notaris, die betrokken was bij de afhandeling van de nalatenschap, heeft mogelijk een rol gespeeld in de communicatie over de legitieme portie. De rechtbank oordeelt dat [naam 1] recht heeft op de gevraagde informatie, maar beperkt dit tot de bescheiden die relevant zijn voor de berekening van zijn legitieme portie.

De rechtbank wijst de vordering in het incident grotendeels toe, maar beperkt de gevraagde bescheiden tot die welke noodzakelijk zijn voor de berekening van de legitieme portie. De gedaagden worden veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis de gevraagde bescheiden te verstrekken, op straffe van een dwangsom. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de hoofdzaak. De rechtbank bepaalt dat partijen zich moeten voorbereiden op een comparitie om verdere inlichtingen te geven en een minnelijke regeling te beproeven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/583221 / HA ZA 19-920
Vonnis in incident van 11 december 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.J. Drost te Leusden,
tegen

1.[gedaagde 1] (in persoon en q.q., als executeur)

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2]
wonende te [woonplaats gedaagde 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M.T. Dijkstra te Vlaardingen.
Partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
- eiser: [naam 1]
- gedaagde 1: [naam 2] (in zijn hoedanigheid van erfgenaam) dan wel executeur (in zijn hoedanigheid van executeur)
- gedaagde 2: [naam 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende een incidentele vordering als na te melden, met producties,
  • de conclusie van antwoord in hoofdzaak en incident, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn broers. Op 20 augustus 2010 is overleden hun vader [erflater] (hierna: erflater).
2.2.
Partijen zijn kinderen uit het eerste huwelijk van erflater. Erflater is hertrouwd met mw. [echtgenote erflater] . Uit dit nieuwe huwelijk van erflater zijn geen kinderen geboren. Erflater heeft bij testament van 23 juli 2010 beschikt over zijn nalatenschap. In dit testament:
- is [naam 1] onterfd,
- zijn als erfgenamen benoemd [naam 2] , [naam 3] en de twee kinderen van een vooroverleden dochter van erflater/ zuster van partijen (deze twee kinderen tot maximaal de legitieme portie),
- is het vruchtgebruik van de nalatenschap aan de nieuwe echtgenote van erflater gelegateerd, met onder meer de bepaling dat dit vruchtgebruik eindigt als de echtgenote duurzaam wordt opgenomen in een verzorgingstehuis,
- is [naam 2] benoemd als executeur, met het recht om een boedelnotaris aan te wijzen,
- is bepaald dat de executeur zo spoedig mogelijk een boedelbeschrijving moet opmaken, met inbegrip van een voorlopige staat van de schulden de nalatenschap en dat de executeur de hem bekende schuldeisers moet oproepen tot indiening van hun vorderingen bij de boedelnotaris of indien deze ontbreekt, bij de executeur.
2.3.
Onder de gedingstukken bevinden zich afschriften van:
- een brief van notaris mr. W.A. Blok (hierna: de notaris), gedateerd 15 september 2010 gericht aan
[naam 1]
In deze brief vraagt de notaris aan [naam 1] of hij, als onterfde zoon, zijn rechten op de legitieme portie, berekend op 1/10 deel van de nalatenschap, geldend wenst te maken en zo ja, dat de notaris hem een daartoe strekkende verklaring zal doen toekomen, die [naam 1] dan moet retourneren.
- een door [naam 1] ondergetekende verklaring, gedateerd 5 november 2010, met als strekking dat [naam 1] aanspraak maakt op zijn legitieme rechten
- een brief van de notaris, gedateerd 8 november 2010 en gericht aan de
executeur, waarin staat:
“Hierbij zend ik u verklaring van de heer [eiser] , inzake de nalatenschap van de heer [erflater] , waarin hij een beroep doet op zijn legitieme rechten.”
2.4.
De echtgenote van erflater is in 2018 opgenomen in een verzorgingstehuis.
2.5.
Tot de nalatenschap van erflater behoorde onder meer een woning (of een aandeel daarin) gelegen aan de [adres] in Hellevoetsluis. Deze woning is in 2018 verkocht aan een derde.
2.6.
De advocaat van [naam 1] heeft de executeur bij brief van 16 april 2019 gesommeerd om hem binnen twee weken een aantal bescheiden op te sturen waarmee de legitieme portie van [naam 1] kan worden berekend.
2.7.
De advocaat van de executeur heeft bij brief van 7 mei 2019 geantwoord dat niet aan de sommatie zal worden voldaan, omdat [naam 1] niet tijdig, binnen de wettelijke termijn van vijf jaar na het overlijden van erflater, aanspraak heeft gemaakt op zijn legitieme portie.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[naam 1] vordert, kort gezegd:
- in het incident overlegging door [naam 2] en [naam 3] van een aantal bescheiden waarmee [naam 1] de omvang van zijn legitieme portie wil berekenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- in de hoofdzaak vaststelling van zijn legitieme portie en hoofdelijke veroordeling van ‘ [naam 2] en [naam 3] ’ om het aldus vastgestelde bedrag aan hem te betalen.
3.2.
Gedaagden voeren verweer in de hoofdzaak en in het incident. Dit verweer komt op het volgende neer: [naam 1] is te laat omdat hij als onterfde zoon niet binnen de wettelijke termijn van vijf jaar na het overlijden van erflater aanspraak heeft gemaakt op zijn legitieme portie. [naam 1] heeft dus geen belang bij zijn vordering in het incident. En anders is de informatieplicht van gedaagden beperkt tot de bescheiden die zij opsommen op de laatste bladzijde van hun conclusie van antwoord.
3.3.
Op de stellingen en weren zal, zo nodig, ingegaan worden in de beoordeling.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Het gaat in het incident om de vraag of [eiser] , als onterfde zoon die aanspraak maakt op zijn legitieme portie en die als zodanig niet kwalificeert als erfgenaam, recht heeft om de informatie te verkrijgen teneinde de waarde van zijn geldvordering op de nalatenschap te kunnen berekenen.
4.2.
De rechtbank zal de vordering in het incident - grotendeels - toewijzen. De wet geeft immers aan [eiser] recht op informatie. En er staat, in ieder geval thans, nog niet vast dat [eiser] te laat is geweest met het opeisen van zijn legitieme portie. In dit oordeel wordt het volgende meegewogen.
4.3.
Artikel 4:78 lid 1 BW bepaalt dat de legitimaris die niet een erfgenaam is (zoals [eiser] ), zowel tegenover de executeur als tegenover de erfgenamen een recht heeft op “
alle bescheiden die hij voor de berekening van zijn legitieme portie behoeft.” Daartoe dienen zowel de executeur als de erfgenamen “
alle daartoe strekkende inlichtingen te verschaffen.”[eiser] kan dus zowel bij de executeur als bij de erfgenamen alle voormelde bescheiden opeisen.
4.4.
Uit de bewoordingen ‘
alle daartoe strekkende inlichtingen’ in artikel 4:78 lid 1 BW kan afgeleid worden dat dit begrip zo ruim als mogelijk moet worden uitgelegd, met de enkele beperking dat de gegevens nodig zijn voor de berekening van de legitieme portie (vgl. Hof 's-Hertogenbosch 12-09-2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3344).
4.5.
Artikel 4:85 lid 1 BW bepaalt: “
De mogelijkheid om aanspraak te maken op de legitieme portie vervalt, indien de legitimaris niet binnen een hem door een belanghebbende gestelde redelijke termijn, en uiterlijk vijf jaren na het overlijden van de erflater, heeft verklaard dat hij zijn legitieme portie wenst te ontvangen.”
4.6.
Uit de gedingstukken lijkt te volgen dat in ieder geval de notaris wél tijdig (ruim binnen de voormelde termijn van vijf jaar) de verklaring van [eiser] heeft ontvangen waarin hij, [eiser] , aanspraak maakt op zijn legitieme portie. Het verweer van gedaagden houdt in dat de notaris deze verklaring niet binnen de 5 jaar aan hen heeft doen toekomen omdat zij de desbetreffende brief van de notaris nooit hebben ontvangen. Mogelijk zal hierover bewijslevering nodig zijn in de hoofdzaak. Dan rust de bewijslast in beginsel op [eiser] .
4.7.
Maar misschien is bewijslevering niet nodig. Indien de notaris mag worden aangemerkt als
vertegenwoordigervan de executeur en/of erfgenamen dan heeft ontvangst van de verklaring van [eiser] door de notaris te gelden als ontvangst door de executeur en/of erfgenamen. Daarbij kan van belang zijn of de notaris de
boedelnotariswas. In de literatuur wordt verdedigd dat een boedelnotaris een impliciete volmacht kan hebben. In Asser 3-III staat hierover (onderstreping rechtbank):

36 Impliciete volmacht
[…]

Functies die naar verkeersopvatting en zonder wettelijke voorziening vertegenwoordigingsbevoegdheid inhouden, zijn bijvoorbeeld: winkelbediende, filiaalhouder, bedrijfsleider. Zie voor de omvang van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de advocaat: HR 16 juni 1967, NJ 1967/340; HR 7 februari 1986, NJ 1986/378; HR 28 november 2003, NJ 2005/464 (Achmea/Brada’s Vleeschbedrijf);
van de boedelnotaris: HR 8 juni 1984, RvdW 1984/119 (Westenborg/Westenborg); zie echter ook: HR 2 december 2011, NJ 2012/389; JOR 2012/100 (Erven Van Manen/Hooft Graafland), waarin wordt aangegeven dat aan het optreden van een notaris namens zijn opdrachtgever niet reeds in het algemeen het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een toereikende volmacht is verleend;
4.8.
De rechtbank zal deze kwestie met partijen ter comparitie bespreken. Het is de rechtbank overigens nu nog niet duidelijk of de notaris een
boedelnotariswas. Partijen dienen zich hierover nog nader uit te laten. Het ligt in de rede dat zij daartoe het boedelregister raadplegen.
4.9.
Indien de notaris geen
boedelnotarismocht blijken te zijn, is het voor de rechtbank de volgende vraag of, minst genomen, geen sprake is van een - aan de executeur en/of erfgenamen toe te rekenen -
schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheidvan de notaris. Als de notaris de opdracht had om de verklaring naar [eiser] te sturen, wekt niet direct bevreemding de gedachte dat de notaris deze verklaring ook weer in ontvangst mocht nemen namens de executeur en/of de erfgenamen. De rechtbank zal ook deze kwestie met partijen ter comparitie bespreken.
4.10.
De vordering in het incident zal derhalve worden toegewezen, zij het niet geheel. Terecht voeren gedaagden het verweer dat [eiser] een aantal bescheiden vordert waarop hij geen recht heeft. De legitieme portie van [eiser] moet worden berekend aan de hand van het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van erflater (art. 4:65 jo. 4:6 BW). Daarom heeft [eiser] geen recht op de WOZ- beschikking 2018 van de woning. De gevorderde fiscale bescheiden en bankrekeningafschriften zullen worden beperkt tot het jaar 2010. Voor het overige acht de rechtbank de gevorderde bescheiden wel toewijsbaar.
4.11.
Een dwangsom komt geraden voor. De gevorderde dwangsom zal daarom worden toegewezen. Bij de dwangsombeslissing zal in acht worden genomen dat een dwangsom niet kan worden verbeurd voordat het desbetreffende vonnis is betekend en voorts dat alle gedaagde partijen, onafhankelijk van elkaar, de dwangsom kunnen verbeuren, zij het niet hoofdelijk nu zij niet hebben in te staan voor elkaars doen of laten. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 12.500 per gedaagde partij (dat zijn er 3, niet 2, nu [verweerder 1] twee hoedanigheden heeft).
4.12.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4.13.
[eiser] heeft de executeur en een aantal erfgenamen gedaagd, maar niet
alleerfgenamen. De twee kinderen van de vooroverleden zuster zijn niet meegedaagd. Het is de taak van de executeur om schulden van de nalatenschap te voldoen. De vordering van [eiser] , mits toewijsbaar, is een dergelijke schuld. Dan rijzen de volgende vragen:
- of slechts de executeur kan worden veroordeeld tot betaling van de (gestelde) vordering van [eiser] .
- en zo nee: hadden dan niet alle erfgenamen gedaagd moeten worden omdat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding (een erfenis kan maar een keer verdeeld worden en waarom hoeven niet alle erfgenamen mee te betalen aan de schuld aan [eiser] ?)
- is sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding dan zal de rechtbank aan [eiser] de gelegenheid dienen te bieden om ook de overige erfgenamen in het geding te betrekken (vgl. HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411). Dit zal echter niet hoeven indien gedaagden zich bereid verklaren in te staan voor de eventuele vordering van [eiser] en [eiser] daarmee instemt. Alsdan kunnen de proceskosten lager worden gehouden, temeer indien de rechtbank een proceskostenveroordeling mocht gaan uitspreken.
Ook deze vragen zal de rechtbank ter comparitie met partijen bespreken.
4.14.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
veroordeelt [verweerder 1] , zowel in zijn hoedanigheid van executeur als van erfgenaam, en [verweerder 2] hoofdelijk om binnen twee weken na betekening van het onderhavige vonnis alle bescheiden te verstrekken die nodig zijn om de legitieme portie van [eiser] te berekenen, waaronder in ieder geval:
- de notariële boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater met alle daarbij behorende verificatie bescheiden,
- een waardebepaling van de boedelwoning, staande en gelegen te ( [postcode] ) Hellevoetsluis, aan de [adres] , waaruit de onderhandse vrije verkoopwaarde op de sterfdatum (20 augustus 2010) blijkt,
- een taxatie van de roerende zaken van erflater,
- kopieën van de aangifte en aanslagen voor de inkomstebelasting van erflater over 2010,
- kopieën van de afschriften van alle bankrekeningen van erflater over 2010 (tot en met augustus 2010),
- een opgave van alle giften die door erflater zijn gedaan,
- een opgave van alle boedelkosten, als bedoeld in artikel 4:7 lid 1 BW aanhef en onder b, c en f BW,
deze veroordeling geldt ten aanzien van [verweerder 1] (dus in zijn hoedanigheid van erfgenaam) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor elke dag dat hij na het verstrijken van deze termijn in gebreke blijft daaraan te voldoen, tot een maximum van € 12.500,
deze veroordeling geldt ten aanzien van de executeur op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor elke dag dat hij na het verstrijken van deze termijn in gebreke blijft daaraan te voldoen, tot een maximum van € 12.500,
deze veroordeling geldt ten aanzien van [verweerder 2] op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor elke dag dat hij na het verstrijken van deze termijn in gebreke blijft daaraan te voldoen, tot een maximum van € 12.500,
5.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
5.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. A. Eerdhuijzen in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125
op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.4.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
5.5.
bepaalt dat partijen
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de afdeling privaatrecht - de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag in de maanden februari 2020 t/m mei 2020 dienen op te geven, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
5.6.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
5.7.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.8.
wijst partijen er op, dat voor de zitting
90 minutenzal worden uitgetrokken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2019.
[2517/2294]