ECLI:NL:RBROT:2019:9618
Rechtbank Rotterdam
Bestuurlijke boete wegens onvergund onttrekken van woonruimte aan bestemming tot bewoning ten behoeve van hennepteelt
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De eiser had een bestuurlijke boete van € 4.000,- opgelegd gekregen wegens het zonder vergunning onttrekken van een woning aan de bestemming tot bewoning ten behoeve van hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van schaarste aan goedkope woonruimte in Rotterdam, hetgeen een vereiste is voor de geldigheid van de opgelegde boete. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van 13 maart 2019, waarin werd geoordeeld dat de relevante verordening onverbindend was wegens strijd met de Huisvestingswet 2014. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet kon standhouden en verklaarde het beroep van eiser gegrond. De rechtbank herstelde de situatie door het primaire besluit te herroepen en verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een deugdelijke onderbouwing van schaarste aan goedkope woonruimte bij het opleggen van bestuurlijke boetes.