Bijlage
Algemene wet bestuursrecht
Op grond van artikel 5:41 van de Awb legt het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Awb legt het bestuursorgaan, indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, niettemin een lagere bestuurlijke boete op, indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Huisvestingswet 2014
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 maakt de gemeenteraad van zijn bevoegdheden op grond van deze wet slechts gebruik indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte.
Op grond van het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad van zijn bevoegdheden op grond van de artikelen 12 en 13, alsmede, voor zover daartoe noodzakelijk, van die op grond van artikel 7, ook gebruik maken indien daartoe geen noodzaak is vanuit het oogpunt van het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 kan de gemeenteraad uitsluitend bij verordening voor de duur van ten hoogste vier jaar regels geven met betrekking tot:
a. het in gebruik nemen of geven van goedkope woonruimte, en
b. wijzigingen in de bestaande woonruimtevoorraad.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 kan de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven indien daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend.
Op grond van artikel 8, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 is het verboden om woonruimte die is aangewezen krachtens artikel 7 voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een huisvestingsvergunning.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 kan de gemeenteraad in de huisvestingsverordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in de artikelen 8, 21 of 22, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Op grond van het derde lid van dit artikel stelt de gemeenteraad in de huisvestingsverordening het bedrag vast van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.
Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp)
Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wbmgp 1 wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
a. huisvestingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8 van de Huisvestingswet 2014;
c. huisvestingsverordening: verordening als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet 2014;
Op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wbmgp zijn op de huisvestingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en de huisvestingsverordening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, de artikelen 5, 6, 8, 9, eerste lid, 18, 19 en 32 tot en met 35 van de Huisvestingswet 2014 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in die artikelen voor «artikel 7» wordt gelezen: artikel 8, 9 of 10 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.
Artikel 8 van de Wbmgp luidt als volgt:
1. De gemeenteraad kan, indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van grootstedelijke problematiek in de gemeente en voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, in de huisvestingsverordening bepalen dat woningzoekenden die minder dan zes jaar voorafgaand aan de aanvraag van een huisvestingsvergunning onafgebroken ingezetene zijn van de regio waarin de gemeente is gelegen, slechts voor een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van in die verordening aangewezen categorieën van woonruimte in aanmerking komen indien zij beschikken over:
a. een inkomen op grond van het in dienstbetrekking verrichten van arbeid;
b. een inkomen uit zelfstandig beroep of bedrijf;
c. een inkomen op grond van een regeling voor vrijwillig vervroegd uittreden;
d. een ouderdomspensioen als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet;
e. een ouderdoms- of nabestaandenpensioen als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, of
f. een aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000.
2. De gemeenteraad bepaalt in de huisvestingsverordening dat burgemeester en wethouders aan een woningzoekende die niet voldoet aan de eisen, genoemd in het eerste lid, een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van woonruimte als bedoeld in dat lid kunnen verlenen, indien het weigeren van die huisvestingsvergunning tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden.
Artikel 9 van de Wbmgp luidt als volgt:
1. De gemeenteraad kan, indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van grootstedelijke problematiek in de gemeente en voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, in de huisvestingsverordening bepalen dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die voldoen aan in die verordening vastgelegde sociaal-economische kenmerken.
2. De gemeenteraad bepaalt in de huisvestingsverordening of aan woningzoekenden als bedoeld in het eerste lid voorrang wordt gegeven boven woningzoekenden als bedoeld in artikel 12, eerste lid, of artikel 14, van de Huisvestingswet 2014.
Artikel 10 van de Wbmgp luidt als volgt:
1. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een huisvestingsvergunning voor in die verordening aangewezen categorieën van woonruimte in de op basis van artikel 5, derde lid, aangewezen complexen, straten of gebieden, niet wordt verleend indien op basis van het in die aanwijzing genoemde instrument, bedoeld in artikel 5, derde lid, blijkt dat er een gegrond vermoeden is dat het huisvesten van de personen van 16 jaar en ouder die zich in een woonruimte in dat complex, die straat of dat gebied willen huisvesten, zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in dat complex, die straat of dat gebied.
2. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een persoon van 16 jaar en ouder die zich op een later tijdstip bij de houder van een huisvestingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, wil huisvesten over een huisvestingsvergunning dient te beschikken. Zulk een huisvestingsvergunning wordt niet verleend indien op basis van het in die aanwijzing genoemde instrument, bedoeld in artikel 5, derde lid, blijkt dat er een gegrond vermoeden is dat het huisvesten van die persoon zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in het complex, de straat of het gebied waarin de woonruimte is gelegen.
3. De gemeenteraad past de bevoegdheid, bedoeld in het eerste en tweede lid, toe indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van grootstedelijke problematiek in de gemeente en voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
4. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening bepalen dat een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de voorschriften, bedoeld in artikel 10b, vijfde lid. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
5. Het college van burgemeester en wethouders kan aan een woningzoekende aan wie onder toepassing van het eerste of tweede lid geen huisvestingsvergunning zou kunnen worden verleend, alsnog een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van woonruimte als bedoeld in die leden verlenen, indien het weigeren ervan tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden.
Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2017 (de Verordening 2017)
Op grond van artikel 2.1 van de Verordening 2017 is hoofdstuk 2 van deze verordening (“Toegang tot de woningmarkt”) van toepassing op alle te huur aangeboden zelfstandige en onzelfstandige woonruimten met een huurprijs onder de huurprijsgrens die zijn gelegen in de complexen, straten en gebieden die zijn genoemd in bijlage 2 bij deze verordening.
Op grond van artikel 2.2, eerste lid, van de Verordening 2017 is het verboden een in artikel 2.1. aangewezen woonruimte zonder een huisvestingsvergunning in gebruik te nemen voor bewoning. Op grond van het tweede lid van dit artikel is het verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning voor deze woonruimte.
Op grond van artikel 4.4, eerste lid, van de Verordening 2017 kan het college een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van onder meer artikel 2.2, tweede lid. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bedraagt de in het eerste lid bedoelde boete voor de eerste overtreding van artikel 2.2, tweede lid, de bedragen die in de tabellen 1 tot en met 4 in bijlage 5 zijn opgenomen in de kolom ‘eerste overtreding’.
Blijkens bijlage 2 bij de Verordening 2017 is hoofdstuk 2 van deze verordening van toepassing op:
1. de wijken Bloemhof (CBS-buurt 81), Carnisse (CBS-buurt 72), Hillesluis (CBS-buurt 82), Oud-Charlois (CBS-buurt 74) en Tarwewijk (CBS-buurt 71);
Blijkens de in bijlage 5 bij de Verordening 2017 opgenomen tabel 1 bedraagt de bestuurlijke boete € 2.000,- bij een eerste overtreding van artikel 2.2, tweede lid. Bij een eerste overtreding vanuit een bedrijfsmatige exploitatie bedraagt de bestuurlijke boete € 4.000,-.