ECLI:NL:RBROT:2019:9562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
586547 / HA RK 19-1411
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in de rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer. Het verzoeker, die niet bij naam is genoemd, had eerder op 31 oktober 2019 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. I. de Greef en mr. R. Kruisdijk. De wrakingskamer, bestaande uit mr. P.C. Santema, mr. M. de Geus en mr. M.G.L. de Vette, had op die datum een eindbeslissing genomen, waardoor de behandeling van de zaak was geëindigd. Het wrakingsverzoek van de verzoeker werd op 13 november 2019 ingediend, na de eindbeslissing van de wrakingskamer, wat leidde tot de conclusie dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking van mr. M. de Geus.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking van de rechters van de tweede wrakingskamer buiten behandeling werd gelaten, omdat er sprake was van evident misbruik van recht. De verzoeker had geen feitelijke grondslag voor zijn wrakingsverzoek, aangezien hij al een schriftelijke uitnodiging had ontvangen voor de zitting van de eerste wrakingskamer. De rechtbank benadrukte dat wraking alleen mogelijk is als de rechter nog een zaak behandelt, wat niet het geval was, aangezien mr. M. de Geus al een einduitspraak had gedaan. De verzoeker werd op grond van deze overwegingen niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 586547 / HA RK 19-1411
Beslissing van 27 november 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker, hierna aangeduid als [naam verzoeker] ,
strekkende tot wraking van:
mr. M. de Geus, rechter in de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam
en
de rechters van de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
De wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam heeft op 31 oktober 2019 een beslissing uitgesproken ten aanzien van het verzoek van verzoeker tot wraking van rechters mr. I. de Greef en mr. R. Kruisdijk. In die wrakingskamer namen zitting als rechters: mr. P.C. Santema, mr. M. de Geus en mr. M.G.L. de Vette (hierna: de eerste wrakingskamer). Die wrakingsprocedure heeft als kenmerk 583320 / HA RK 19-1157.
1.2.
Bij brief van 13 november 2019 heeft verzoeker rechter mr. M. de Geus gewraakt. Die brief heeft – voor zover van belang – als inhoud:
“…….
Onderwerk: Wraking van de Rechter (mr. M. de Geus).
(ZaakNummer / RekestNummer: 583320 / HA RK 19-1157
Geachte heer/mevrouw,
Rechter M. de Geus, die word bij deze schriftelijk gewraakt, naar aanleiding van zijn zitting,
Waarvoor hij nooit een gedegen oproep heeft verzonden.
U bent vooringenomen geweest, en U heeft dus de schijn van Partijdigheid gewekt
U bent bij deze, schriftelijk gewraakt, (voordat er een definitieve uitspraak is gedaan).
Hoogachtend,
…….”
1.3.
Bij brief van 15 november 2019 heeft de algemeen secretaris van de wrakingskamer aan verzoeker het volgende meegedeeld en gevraagd:
“…….
Geachte heer [naam verzoeker] ,
U heeft op 13 november jl. bij de Centrale Informatiebalie van de rechtbank Rotterdam een brief ingediend, waarin u rechter mr. M. de Geus wraakt.
Daarin schrijft u onder meer dat u die rechter wraakt naar aanleiding van zijn zitting en u noemt het zaaknummer / rekestnummer 583320 / HA RK 19-1157.
Dat kenmerk betreft een wrakingsprocedure, waarin de wrakingskamer reeds op 31 oktober 2019 een eindbeslissing heeft uitgesproken. U heeft een exemplaar van die uitspraak toegezonden gekregen. In die wrakingskamer namen als rechters zitting – behalve mr. M. de Geus – mr. P.C. Santema en mr. M.G.L. de Vette.
Wraking van een rechter is alleen mogelijk indien de rechter een zaak van u behandelt.
Mr. M. de Geus was – evenals de twee andere genoemde rechters – met het doen van de uitspraak van 31 oktober jl. klaar met de behandeling van uw wrakingszaak. Nu nog mr. De Geus wraken zal dus hoogstwaarschijnlijk leiden tot een niet-ontvankelijkheid.
Wilt u ondanks het vorenstaande toch dat uw verzoek tot wraking van mr. De Geus door de wrakingskamer wordt behandeld?
Of heeft rechter mr. De Geus op dit moment nog een andere zaak van u in behandeling, waarvan u het kenmerk nog niet hebt genoemd? Als dat zo is, verneem ik graag welke zaak dat is en wat het kenmerk van die zaak is.
Hoogachtend,
…….”
1.4.
Bij brief van 17 november 2019, ingekomen ter griffie op 19 november 2019, heeft verzoeker het volgende meegedeeld:
“…….
Geachte heer/mevrouw,
Aangezien de Wrakingskamer, mij nog steeds geen gedegen oproep heeft verzonden, naar aanleiding van het eerste Wrakingskamer, word de WrakingsKamer dus ook schriftelijk gewraakt. (volgens de WrakingsProcedure, zie Bijlage)
U bent vooringenomen en/of partijdig, omdat U naast een gedegen wrakingszitting-oproep ook geen processtukken en/of dossier heeft verzonden.
U bent al vanaf het begon vooringenomen geweest, en U heeft dus de schijn van Partijdigheid gewerkt. Door het door de griffier, laten noteren, van valse en/of vedraaide verklaringen!
U bent bij deze, schriftelijk gewraakt, (vlak voor de Uitspraak van ergens in november 2019)
Hoogachtend,
…….”
1.5.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven wrakingsprocedure, waarin zich onder meer bevindt de beslissing van 31 oktober 2019.

2.Het verzoek

2.1.
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker aangevoerd hetgeen hiervoor in rechtsoverwegingen 1.2. en 1.4. is geciteerd uit zijn brieven van 13 november 2019 en 17 november 2019.

3.De beoordeling

3.1.
het verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer
3.1.1.
De wrakingskamer leest de brief van 17 november 2019 van verzoeker aldus, dat hij de rechters wraakt van deze tweede wrakingskamer, nog voor deze een beslissing kan nemen en uitspreken.
3.1.2.
De wrakingskamer laat het verzoek tot wraking van de rechters van de tweede wrakingskamer buiten behandeling omdat zij van oordeel is dat sprake is van evident misbruik van recht.
Uit de beschikking van 31 oktober 2019 blijkt immers dat aan verzoeker een schriftelijke uitnodiging is toegezonden voor de zitting van de eerste wrakingskamer, alwaar zijn verzoek tot wraking van rechters mr. De Greef en mr. Kruisdijk is behandeld. Het verzoek mist derhalve feitelijke grondslag.
Voor de thans ten aanzien van het voorliggende verzoek te geven beslissing is een mondelinge behandeling niet noodzakelijk, zodat die behandeling achterwege wordt gelaten en evenmin een oproeping van verzoeker voor een zitting wordt toegezonden.
3.1.3.
Gelet op deze omstandigheden kan het verzoek tot wraking van de rechters van de tweede wrakingskamer in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven (welk toetsingskader volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770).
3.2.
het verzoek tot wraking van rechter mr. M. de Geus
3.2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
3.2.2.
Op 31 oktober 2019 heeft de eerste wrakingskamer – in welke kamer mr. M. de Geus zitting nam – een beslissing uitgesproken. Die uitspraak is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door rechter mr. M. de Geus is geëindigd.
3.2.3.
Het wrakingsverzoek is op 13 november 2019 en derhalve na de uitspraak van voormelde beslissing ingediend. Uit het vorenstaande volgt dat rechter mr. M. de Geus de zaak van verzoeker niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan.
Gelet op het voorafgaande is voor de te geven beslissing een mondelinge behandeling niet noodzakelijk, zodat die behandeling achterwege wordt gelaten en evenmin een oproeping van verzoeker voor een zitting wordt toegezonden.
Verzoeker is kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van rechter mr. M. de Geus. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank en zonder behandeling van het verzoek ter zitting niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters van de wrakingskamer;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. M. de Geus.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. J.J. van den Berg en
mr. I.K. Rapmund, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. M. de Geus