In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kind naar Waalre. De vrouw, die angst heeft voor de man, haar ex-partner, heeft aangegeven dat zij bij een nieuwe partner wil intrekken om zo lagere vaste lasten te hebben en meer tijd met de minderjarige te kunnen doorbrengen. De man daarentegen verzet zich tegen de verhuizing, omdat hij vreest dat de minderjarige uit zijn vertrouwde omgeving wordt gehaald en het contact met hem zal verminderen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen, omdat de noodzaak voor de verhuizing onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat de vrouw niet heeft aangetoond dat de huidige situatie onhoudbaar is. De rechtbank heeft ook het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te vestigen afgewezen, omdat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de vrouw niet zal voldoen aan haar toezegging om niet zonder toestemming van de man of de rechtbank te verhuizen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.