ECLI:NL:RBROT:2019:5633

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
ROT 18/6091
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Rotterdamse, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, maar deze werd herzien en teruggevorderd door verweerder. Dit gebeurde op basis van een vermoeden dat eiseres niet had gemeld dat zij inkomsten genereerde uit werkzaamheden bij een restaurant. Verweerder had op 15 februari 2018 besloten om de uitkering van eiseres te herzien met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 en vorderde een bedrag van € 24.235,28 terug. Eiseres ging in beroep tegen het besluit van 19 oktober 2018, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard.

Tijdens de zitting op 18 juni 2019 heeft eiseres verklaard dat zij nooit bij het restaurant heeft gewerkt, maar slechts maaltijden koopt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaring van eiseres niet geloofwaardig was, vooral omdat zij eerder een gedetailleerde verklaring had afgelegd over haar werkzaamheden en inkomsten. De rechtbank heeft de verklaring van verweerder, die stelde dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden, als juist beoordeeld. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, die bevestigen dat een ondertekende verklaring van een sociaal rechercheur als bewijs kan worden gebruikt, ook als de persoon later ontkent dat deze verklaring klopt.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat er dringende redenen zijn om de terugvordering te voorkomen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij de terugvordering moet voldoen, met inachtneming van de beslagvrije voet. Eiseres heeft geen recht op proceskostenvergoeding of schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 18/6091

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2019 in de zaak tussen

[eiseres], te Rotterdam, eiseres,
gemachtigde: mr. J. Nieuwstraten,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. J.A. van Aanholt.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Participatiewet (Pw) herzien vanaf 1 januari 2015 en de over de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 november 2017 ontvangen uitkering tot een bedrag van € 24.235,28 van eiseres teruggevorderd. Verweerder houdt met ingang van 1 februari 2018 € 49,61 in ter aflossing van de terugvordering.
Bij besluit van 19 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2019. Eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder zijn naar de zitting bij de rechtbank gekomen.

Overwegingen

1. Verweerder heeft van iemand gehoord dat eiseres al 15 jaar zes avonden per week bij restaurant “ [naam] ” in de bediening werkt, opruimt en schoonmaakt. Verweerder heeft eiseres op 21 november 2017 uitgenodigd en haar daar vragen over gesteld. Eiseres heeft in dat gesprek verteld over hoe lang, hoe vaak en voor hoeveel geld zij bij het restaurant heeft gewerkt. Eiseres heeft op iedere bladzijde van de door verweerder opgestelde verklaring haar handtekening gezet.
2. Verweerder heeft vastgesteld dat eiseres niet aan verweerder heeft verteld dat zij geld verdiende bij het restaurant en dat zij daarom haar inlichtingenplicht die zij heeft omdat zij een bijstandsuitkering ontvangt, niet is nagekomen. Verweerder heeft de verklaring van eiseres gebruikt om te schatten hoeveel eiseres met haar werk bij het restaurant heeft verdiend. Dat bedrag heeft verweerder teruggevorderd van eiseres.
3. Eiseres heeft geschreven en tijdens de zitting bij de rechtbank verteld dat zij niet bij het restaurant heeft gewerkt. Zij koopt bij het restaurant wel eens een maaltijd. Tijdens het gesprek heeft verweerder haar onder druk heeft gezet. Het is niet waar wat er in de verklaring staat. Verweerder heeft haar tijdens het gesprek voor dief uitgemaakt. Eiseres was bang dat ze naar de gevangenis moest en dat ze op de televisie zou komen. De tip die verweerder heeft gekregen is niet hetzelfde als wat eiseres heeft verklaard. Als verweerder vindt dat zij wel heeft gewerkt, dan moet verweerder ook vinden dat zij niet meer dan € 3,75 heeft verdiend, zoals eiseres in het gesprek heeft verklaard. Verweerder heeft het aantal uren en dagen te hoog vastgesteld.
4. De Centrale Raad van Beroep (de Raad), de hoogste rechter in dit soort zaken, heeft steeds geoordeeld dat iemand aan zijn ondertekende, bij een sociaal rechercheur of handhavingsspecialist gegeven verklaring mag worden gehouden, ook als iemand later zegt dat die verklaring niet klopt. Een voorbeeld van een uitspraak van de Raad is een uitspraak van 22 januari 2019, met vindplaats “ECLI:NL:CRVB:2019:520”. De rechtbank vindt dat in deze zaak ook. Dat komt ook omdat eiseres op 21 november 2017 heel precies heeft verklaard over de uren, haar werkzaamheden en haar loon bij het restaurant, omdat nergens uit blijkt dat eiseres onder druk is gezet en omdat eiseres op iedere bladzijde van de verklaring haar handtekening heeft gezet nadat deze verklaring aan haar is voorgelezen. Verder heeft eiseres in het gesprek de naam van haar werkgever bij het restaurant genoemd en wist zij het telefoonnummer uit haar hoofd. Eiseres is ook niet kort na het gesprek op haar verklaring teruggekomen. Pas op 28 augustus 2018, vrij lang na het gesprek op 21 november 2017, heeft zij een klacht ingediend bij verweerder over hoe het zou zijn gegaan tijdens het gesprek. Dat verweerder in de reactie op de klacht heeft geschreven dat de verklaring van 21 november 2017 soms slordig en onduidelijk is, betekent niet dat verweerder het verslag niet mocht gebruiken. Dat betekent dat ook de rechtbank ervan uitgaat dat wat in het gespreksverslag staat, juist is.
5. Nu de rechtbank net als verweerder vindt dat eiseres haar inlichtingenverplichting heeft geschonden, betekent dit dat verweerder de bijstandsuitkering van eiseres mag intrekken en betaalde bijstand mag terugvorderen. Eiseres moet dan geloofwaardig maken dat zij wel gedeeltelijk recht heeft op de uitkering. Dat heeft de Raad bijvoorbeeld geoordeeld in een uitspraak van 20 september 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB6243. De Raad heeft ook geoordeeld, bijvoorbeeld in een uitspraak van 14 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2813, dat als er geen gegevens zijn waarmee de verdiensten kunnen worden berekend, verweerder het recht op bijstand mag schatten. Eventueel nadeel daarbij komt voor eiseres, omdat zij haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Verweerder heeft terecht gezegd dat eiseres minimumloon had kunnen vragen bij het restaurant. De door eiseres aangegeven € 3,75 per uur is een erg laag bedrag. Eiseres heeft geen verklaring van de eigenaar van het restaurant ingeleverd waarin bijvoorbeeld staat hoeveel hij haar heeft betaald. Dat betekent dat verweerder bij de berekening uit mag gaan van het minimumloon.
6. Verweerder moet van de wet betaalde bijstand terugvorderen als iemand zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Een uitzondering daarop is er als er zogenoemde “dringende redenen” zijn. Het moet dan gaan om een situatie waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en de terugvordering leidt tot een onaanvaardbare sociale en/of financiële situatie voor eiseres. (Een voorbeeld waarin de Raad dit geoordeeld is van 20 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3796). Het is de rechtbank duidelijk geworden dat eiseres veel moeite heeft met de terugvordering, maar eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van dringende redenen.
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder een juist besluit heeft genomen en eiseres aan verweerder moet terugbetalen. Bij de terugvordering houdt verweerder rekening met de beslagvrije voet. Dat betekent dat eiseres een klein bedrag per maand moet aflossen.
8. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiseres geen proceskosten vergoed. Er is geen aanleiding voor het toekennen van de schadevergoeding waarom zij heeft gevraagd.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
17 juli 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.