Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2019 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. J.J. van Giezen-Groenewoud, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
17 juli 2019.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Rotterdamse, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiseres had een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, maar deze werd herzien en teruggevorderd door verweerder. Dit gebeurde op basis van een vermoeden dat eiseres niet had gemeld dat zij inkomsten genereerde uit werkzaamheden bij een restaurant. Verweerder had op 15 februari 2018 besloten om de uitkering van eiseres te herzien met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 en vorderde een bedrag van € 24.235,28 terug. Eiseres ging in beroep tegen het besluit van 19 oktober 2018, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting op 18 juni 2019 heeft eiseres verklaard dat zij nooit bij het restaurant heeft gewerkt, maar slechts maaltijden koopt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaring van eiseres niet geloofwaardig was, vooral omdat zij eerder een gedetailleerde verklaring had afgelegd over haar werkzaamheden en inkomsten. De rechtbank heeft de verklaring van verweerder, die stelde dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden, als juist beoordeeld. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, die bevestigen dat een ondertekende verklaring van een sociaal rechercheur als bewijs kan worden gebruikt, ook als de persoon later ontkent dat deze verklaring klopt.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat er dringende redenen zijn om de terugvordering te voorkomen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij de terugvordering moet voldoen, met inachtneming van de beslagvrije voet. Eiseres heeft geen recht op proceskostenvergoeding of schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.