ECLI:NL:RBROT:2019:538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
C/10/563468 / KG ZA 18-1282
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding bij forumkeuze en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een in Dubai gevestigde onderneming (eiseres) en een in Nederland gevestigde onderneming (gedaagde 1) en haar bestuurder (gedaagde 2). Eiseres vorderde dat gedaagden zouden worden verplicht om bankmutaties over te leggen, omdat zij meende dat gedaagden selectief crediteuren betaalden en daarmee de verhaalsmogelijkheden van eiseres onmogelijk maakten. Gedaagden voerden aan dat de Nederlandse rechtbank onbevoegd was om van de vordering kennis te nemen, omdat er een forumkeuze was overeengekomen in de BIFA-voorwaarden, die de Engelse rechter aanwijst voor geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst.

De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de herschikte EEX-Verordening. De rechter concludeerde dat, hoewel eiseres schade had geleden door onrechtmatig handelen van gedaagde 1, de forumkeuze in de BIFA-voorwaarden van toepassing was. Dit betekende dat de Engelse gerechten exclusief bevoegd waren om van het geschil kennis te nemen. De voorzieningenrechter verklaarde zich daarom onbevoegd en veroordeelde eiseres in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van forumkeuze in internationale geschillen en de toepassing van de herschikte EEX-Verordening, die bepaalt dat partijen zich aan hun gemaakte afspraken moeten houden, ook als dit betekent dat een nationale rechter zich onbevoegd moet verklaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/563468 / KG ZA 18-1282
Vonnis in kort geding van 24 januari 2019
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres],
gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
eiseres,
advocaat mr. M.G.J. Smit te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te Rotterdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. E. Bregonje te Terneuzen.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid met [gedaagde 1] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 december 2018, met producties 1 tot en met 16;
  • de producties 1 en 2 van [gedaagde 1] c.s.;
  • de mondelinge behandeling op 10 januari 2019;
  • de pleitnota van [gedaagde 1] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een in Dubai gevestigde onderneming. Het aan haar gelieerde [naam bedrijf 1] houdt zich bezig met het transport van goederen.
2.2.
[gedaagde 1] is een in Nederland gevestigde onderneming die in verschillende soorten goederen handelt. [gedaagde 1] wordt bestuurd door [gedaagde 2] . Hij is ook (enig) aandeelhouder van [gedaagde 1] .
2.3.
[eiseres] heeft meerdere keren voor [gedaagde 1] , destijds genaamd [naam bedrijf 2] , het transport van goederen verzorgd.
2.4.
[gedaagde 1] heeft een deel van de door [eiseres] aan haar verzonden facturen onbetaald gelaten. Deze facturen, die dateren uit 2013, zagen op het transport van containers met goederen vanuit het Verenigd Koninkrijk naar China. Bij aankomst in China zijn de goederen door de Chinese douane geweigerd, omdat de kwaliteit naar Chinese standaarden onvoldoende was. [eiseres] heeft de containers opgeslagen en enkele jaren later terug naar het Verenigd Koninkrijk vervoerd.
2.5.
Op de tussen [gedaagde 1] en [eiseres] gesloten overeenkomst van opdracht zijn de door de British International Freight Association (BIFA) opgestelde algemene voorwaarden van toepassing (versie Oktober 2009). Hierin is onder andere opgenomen:
DEFINITIONS AND APPLICATION
1
In these conditions the following words shall have the following meanings:
“Company” the BIFA member trading under these conditions
(…)
“Customer” any Person at whose request or on whose behalf the Company undertakes any business or provides advice, information or services
(…)
2
(A) Subject to sub-paragraph (B) below, all and any activities of the Company in the course of business, whether gratuitous or not, are undertaken subject to these conditions.
(B) If any legislation, to include regulations and directives, is compulsorily applicable to any business undertaken, these conditions shall, as regards such business, be read as subject to such legislation, and nothing in these conditions shall be construed as a surrender by the Company of any of its rights or immunities or as an increase of any of its responsibilities or liabilities under such legislation, and if any part of these conditions be repugnant to such legislation to any extent, such part shall as regards such business be overridden to that extent and no further.
(…)
JURISDICTION AND LAW
28
(…) any dispute arising out of any act or contract to which these Conditions apply shall be subject to the exclusive jurisdiction of the English courts.
2.6.
Op 6 februari 2018 heeft [eiseres] haar vordering op [gedaagde 1] door middel van cessie overgedragen aan [eiseres] .
2.7.
Bij brieven van 17 april 2018 en 31 mei 2018 heeft (de advocaat van) [eiseres] [gedaagde 1] c.s. bericht dat er een bedrag van € 688.941,38 aan onbetaald gelaten facturen openstaat. [eiseres] heeft [gedaagde 1] c.s. daarnaast bericht dat [gedaagde 1] op grond van een onrechtmatige daad aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden in verband met de opslag en het terug vervoeren van de containers met geweigerde goederen. Die schade is door [eiseres] begroot op € 2.002.635,92. [eiseres] heeft [gedaagde 1] c.s. verzocht en zo nodig gesommeerd om deze bedragen, plus incassokosten en wettelijke handelsrente, te betalen. [gedaagde 1] c.s. heeft hier geen gehoor aan gegeven.
2.8.
Op 25 mei 2018 heeft [eiseres] , nadat de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 23 mei 2018 daartoe verlof had verleend, conservatoir beslag gelegd op de saldi van de bankrekeningen die [gedaagde 1] aanhoudt bij de ABN AMRO Bank en de Rabobank. Het beslag heeft nauwelijks doel getroffen.
2.9.
Op 8 juni 2018 heeft [eiseres] [gedaagde 1] gedagvaard tegen de rolzitting van deze rechtbank van 20 juni 2018. Zij vordert in die procedure veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van de openstaande facturen en vergoeding van de wettelijke handelsrente, de buitengerechtelijke incassokosten, en de gestelde (gevolg)schade. Zij legt primair daaraan ten grondslag dat aan de kant van [gedaagde 1] sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. Zij voert in dat verband aan dat [eiseres] vervoerswerkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde 1] onder overeenkomst van opdracht, dat [gedaagde 1] na het uitblijven van betaling in gebreke is gesteld, dat zij vervolgens heeft nagelaten om de openstaande facturen te voldoen, dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de zin van artikel 6:74 BW, dat [gedaagde 1] gehouden is de schade te vergoeden die [eiseres] daardoor heeft geleden, en dat deze schade bestaat uit € 688.941,38 aan hoofdsom en € 138.093,16 plus € 1.864.542,76 aan gevolgschade.
[eiseres] legt subsidiair aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW. Zij voert in dat verband aan dat [gedaagde 1] ondanks sommatie niet heeft voldaan aan de openstaande facturen, dat deze gedraging in strijd is met de wet en het maatschappelijk betamelijke, dat deze onrechtmatige daad aan [gedaagde 1] kan worden toegerekend omdat het aan haar te wijten is dat de openstaande facturen niet zijn voldaan, dat dit schade en gevolgschade heeft opgeleverd voor [eiseres] , dat [gedaagde 1] na weigering van aan haar toebehorende goederen die niet van voldoende kwaliteit waren geen zorg heeft gedragen voor opslag van de containers met die goederen dan wel het afvoeren van die goederen, noch voor het terug vervoeren van de (containers met) goederen, dat dit in strijd is met het maatschappelijk betamelijke, dat deze onrechtmatige daad aan [gedaagde 1] kan worden toegerekend en dat dit schade heeft opgeleverd voor [eiseres] doordat zij hierover twee overeenkomsten heeft moeten afsluiten met betrekking tot de opslag van de containers, het afvoeren van de goederen en het terug vervoeren van de containers.
2.10.
[gedaagde 1] heeft in die procedure een incidentele vordering ingesteld strekkende tot het stellen van zekerheid door [eiseres] voor de in de hoofdzaak op te komen proceskosten. Op 21 november 2018 is vonnis gewezen in het incident.
2.11.
[gedaagde 1] heeft vervolgens op 2 januari 2019 een bevoegdheidsincident opgeworpen. In dit incident is nog geen vonnis gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, [gedaagde 1] c.s. te gebieden over te gaan tot het overleggen van een afschrift van alle bankmutaties van [gedaagde 1] over de periode vanaf de eerste onbetaald gelaten factuur d.d. 11 juli 2013 tot op heden, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Met de bankafschriften zal worden aangetoond dat [gedaagde 1] , met [gedaagde 2] als enig bestuurder en enig aandeelhouder, willens en wetens selectief crediteuren betaalt en daarmee tracht de verhaalsmogelijkheden van [eiseres] onmogelijk te maken. Aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan: er is sprake van een rechtmatig belang ( [eiseres] heeft een vordering op [gedaagde 1] ), bepaalde bescheiden (een afschrift van alle bankmutaties van [gedaagde 1] vanaf de eerste onbetaald gelaten factuur d.d. 11 juli 2013 tot op heden), en een rechtsbetrekking (op grond van onrechtmatige daad).
3.3.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer. Zij stelt zich primair op het standpunt dat de Nederlandse rechtbank onbevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen. Subsidiair concludeert [gedaagde 1] c.s. tot afwijzing van de vordering, een en ander met veroordeling van [eiseres] in de werkelijk gemaakte proceskosten.
3.4.
Op de voor de beoordeling van de vordering van belang zijnde stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde 1] c.s. voert in het kader van haar primaire verweer het volgende aan.
De rechtsverhouding tussen [eiseres] en [gedaagde 1] c.s. wordt beheerst door de BIFA-voorwaarden. In artikel 29 (de voorzieningenrechter begrijpt: 28) van de BIFA-voorwaarden is bepaald dat alle geschillen die ontstaan naar aanleiding van de tussen partijen gesloten overeenkomst worden beheerst door Engels recht en bij uitsluiting worden beslecht door de Engelse rechter. Onderhavig kort geding is aanhangig gemaakt bij de Nederlandse rechter. Op grond van artikel 35 van de Herschikking EEX-Verordening is de Nederlandse rechter uitsluitend bevoegd om van het geschil kennis te nemen als sprake is van een voorlopige of bewarende maatregel in de zin van die verordening. Een vordering ex artikel 843a Rv is dat niet. De Nederlandse rechter komt daarom in dit geval geen rechtsmacht toe.
4.2.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de Nederlandse voorzieningenrechter wel rechtsmacht toekomt. In geval van een verbintenis uit onrechtmatige daad, zoals in dit geval, is sprake van een bijzondere bevoegdheid. Dat volgt uit artikel 7 lid 2 van de herschikte EEX-Verordening. Dat een forumkeuze is overeengekomen, maakt dat niet anders. Een forumkeuzebeding geldt namelijk niet ten aanzien van een niet-voorzienbare onrechtmatige daad. Dit volgt uit het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 juli 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:3006) en het arrest van het Hof van Justitie van 21 mei 2015 (ECLI:EU:C:2015:335), aldus [eiseres] .
4.3.
Overwogen wordt het volgende.
De vraag of de voorzieningenrechter bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen, moet worden beantwoord aan de hand van de herschikte EEX-Verordening (Verordening (EU) nr. 1215/2012). Gedaagden hebben woonplaats in Nederland. Artikel 4 van de herschikte EEX-Verordening (hierna: de herschikte EEX-Vo) bepaalt dat zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, worden opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. Degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, kunnen slechts voor het gerecht van een andere lidstaat worden opgeroepen krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk II van de herschikte EEX-Vo gegeven regels, zo bepaalt artikel 5. Het in afdeling 2 opgenomen artikel 7 lid 2 bepaalt ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, in een andere lidstaat kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Het in afdeling 7 opgenomen artikel 25 bepaalt in het geval partijen een gerecht, of de gerechten van een lidstaat, hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dat gerecht, of de gerechten van die lidstaat, bevoegd is/zijn, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Dit artikel bepaalt verder dat die bevoegdheid exclusief is, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Uitzondering op die exclusiviteit vormt artikel 35, dat bepaalt dat in de wetgeving van een lidstaat vastgestelde voorlopige of bewarende maatregelen bij de gerechten van die staat kunnen worden aangevraagd, zelfs als een gerecht van een andere lidstaat bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen.
4.4.
Wanneer partijen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de herschikte EEX-Vo, een bevoegde rechter aanwijzen, kunnen zij niet alleen afwijken van de in artikel 4 neergelegde algemene bevoegdheid, maar ook van de in afdeling 2 opgenomen bijzondere bevoegdheden. In het geval een schadevergoeding wordt gevorderd op grond van een onrechtmatige daad, mag dus rekening worden gehouden met een forumkeuzebeding dat is neergelegd in de op een overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden, óók als dat ertoe leidt dat wordt afgeweken van de in artikel 7 lid 2 neergelegde bepaling over bevoegdheid in geval van een verbintenis uit onrechtmatige daad. Dit mag echter alleen als het forumkeuzebeding (ook) betrekking heeft op geschillen over verbintenissen uit onrechtmatige daad. Een forumkeuzebeding geldt namelijk alleen voor geschillen die zijn ontstaan of zullen ontstaan in verband met
een bepaalderechtsbetrekking. Dit betekent dat een forumkeuzebeding zich alleen uitstrekt tot geschillen die zijn ontstaan in de rechtsbetrekking met betrekking waartoe de forumkeuze is overeengekomen. Een beding dat abstract verwijst naar geschillen die in contractuele betrekkingen ontstaan, geldt dus niet voor een geschil over een verbintenis uit onrechtmatige daad. Aldus wordt voorkomen dat een partij wordt verrast (vgl. Hof van Justitie 21 mei 2015, r.o. 59-61 en r.o. 68-72, ECLI:EU:C:2015:335).
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat een forumkeuze is overeengekomen. Het forumkeuzebeding is neergelegd in artikel 28 van de BIFA-voorwaarden. Dit artikel wijst de Engelse gerechten aan voor de kennisneming van geschillen die ontstaan naar aanleiding van “any act or contract to which these Conditions apply”. De voorzieningenrechter leidt uit deze zinsnede af dat – anders dan in de zaken waarnaar [eiseres] verwijst – de forumkeuze niet is beperkt tot geschillen die in contractuele betrekkingen zijn ontstaan. De forumkeuze ziet immers ook op geschillen die zijn ontstaan naar aanleiding van een “act to which these Conditions apply”. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is wat hieronder moet worden verstaan. Het gaat hierbij om de uitleg van algemene voorwaarden. Omdat over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen pleegt te worden onderhandeld, is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de algemene voorwaarden als geheel en van de daarbij behorende begrippenlijst. In artikel 1 van de BIFA-voorwaarden is een begrippenlijst opgenomen. Het woord “act” is niet in deze begrippenlijst vermeld. Wel is in artikel 2 onder A omschreven waarop de BIFA-voorwaarden van toepassing zijn, te weten: “all and any activities of the Company in the course of business, whether gratuitous or not”. [eiseres] moet, als degene die in opdracht van [gedaagde 1] (“the Customer”) het transport van goederen verzorgde, hierbij worden aangemerkt als “the Company” (zijnde “the BIFA member trading under these conditions”). De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat onder “any act to which these Conditions apply” moet worden verstaan alle niet-contractuele werkzaamheden die [eiseres] verricht of heeft verricht voor zover die in voldoende verband staan met de normale bedrijfsuitoefening. Dit betekent dat de forumkeuze ook geldt voor geschillen die naar aanleiding hiervan zijn ontstaan.
4.6.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat, doordat zij schade heeft geleden als gevolg van onrechtmatig handelen van [gedaagde 1] c.s., tussen haar en [gedaagde 1] c.s. een rechtsbetrekking bestaat op grond van onrechtmatige daad. Dat wil echter nog niet zeggen dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Er is immers sprake van een forumkeuzebeding en dat beding bevat geen beperking ten aanzien van de juridische grondslag van de vordering. Bepalend is of al dan niet sprake is van een geschil dat is ontstaan naar aanleiding van “any act or contract” waarop de BIFA-voorwaarden (daaronder begrepen het forumkeuzebeding) van toepassing zijn.
4.7.
Het onderhavige geschil houdt verband met een tussen partijen bestaand geschil over schade die [eiseres] stelt te hebben geleden als gevolg van 1) het niet voldoen van facturen die [eiseres] aan [gedaagde 1] heeft verzonden in verband met de werkzaamheden die zij in opdracht van [gedaagde 1] heeft verricht, en 2) het door [eiseres] zorgdragen voor het opslaan van de containers die zij in opdracht van [gedaagde 1] naar China had vervoerd, het afvoeren van de goederen die in die containers zaten en het terug vervoeren van de containers naar het Verenigd Koninkrijk.
4.8.
Ten aanzien van het tussen partijen bestaande geschil over de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden als gevolg van het niet voldoen van de hiervoor bedoelde facturen heeft, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, te gelden dat dit is ontstaan in een contractuele betrekking. Dat dit anders moet worden gezien, is niet door [eiseres] betoogd. Uit het hiervoor onder 4.6 overwogene volgt dat in het geval een vordering tot schadevergoeding (subsidiair) wordt gegrond op een verbintenis uit onrechtmatige daad, dat niet maakt dat het forumkeuzebeding niet van toepassing is. De juridische grondslag is immers niet bepalend.
4.9.
Ten aanzien van het tussen partijen bestaande geschil over schade die [eiseres] stelt te hebben geleden als gevolg van het zorgdragen voor het opslaan van de containers die zij in opdracht van [gedaagde 1] naar China had vervoerd, het afvoeren van de goederen die in die containers zaten en het terug vervoeren van de containers naar het Verenigd Koninkrijk heeft het volgende te gelden. Voor zover moet worden aangenomen dat voornoemde, door [eiseres] verrichte, werkzaamheden geen werkzaamheden zijn die onder het bereik van de overeenkomst van opdracht (en de daarop van toepassing zijnde BIFA-voorwaarden) vallen, is sprake van niet-contractuele, door [eiseres] verrichte, werkzaamheden die in voldoende verband staan met de normale bedrijfsuitoefening van [eiseres] . Het tussen partijen bestaande geschil gaat over de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] c.s. voor de schade die [eiseres] als gevolg hiervan heeft geleden. Op het moment dat [gedaagde 1] c.s. instemde met het forumkeuzebeding moet, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, voor haar redelijkerwijs te voorzien zijn geweest dat een dergelijk geschil onder dit beding zou vallen. Ook geschillen die zijn ontstaan naar aanleiding van door [eiseres] verrichte niet-contractuele werkzaamheden vallen immers, voor zover deze werkzaamheden in voldoende verband staan met de normale bedrijfsuitoefening van [eiseres] , daaronder.
4.10.
Omdat het onderhavige geschil, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, (indirect) is ontstaan naar aanleiding van “any act or contract” waarop het forumkeuzebeding van toepassing is, zijn de Engelse gerechten exclusief bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
4.11.
[gedaagde 1] c.s. stelt zich, terecht, op het standpunt dat de onderhavige vordering geen voorlopige of bewarende maatregel betreft. Dit is ook niet door [eiseres] gesteld. De in artikel 35 van de herschikte EEX-Vo genoemde uitzondering op artikel 25 van de herschikte EEX-Vo doet zich dus niet voor.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter onbevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
4.13.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van de in de rechtspraak gehanteerde liquidatietarieven en [eiseres] te veroordelen tot vergoeding van de werkelijk door [gedaagde 1] c.s. gemaakte advocaatkosten. Een vordering tot vergoeding van de werkelijk gemaakte advocaatkosten is in dit soort zaken alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Hiervan kan volgens de Hoge Raad eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. [gedaagde 1] c.s. stelt zich op het standpunt dat hiervan sprake is. Zij wordt daarin niet gevolgd. [gedaagde 1] c.s. stelt dat, nu zij [eiseres] daar op 2 januari 2019 per e‑mail op heeft gewezen, [eiseres] bekend was dan wel had behoren te zijn met het feit dat een vordering ex artikel 843a Rv niet beschouwd kan worden als voorlopige of bewarende maatregel in de zin van de herschikte EEX-Vo en dat de Nederlandse rechter daarom niet bevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen. Dat de voorzieningenrechter zich niet bevoegd acht om van de onderhavige vordering kennis te nemen, hangt echter ook samen met de uitleg van het forumkeuzebeding, ten aanzien waarvan [eiseres] zich op het standpunt stelt dat dit, gelet op de subsidiaire grondslag van haar vordering, in dit geval niet van toepassing is. Hetgeen [gedaagde 1] c.s. heeft aangevoerd, is daardoor onvoldoende om te kunnen komen tot het oordeel dat sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. [gedaagde 1] c.s. stelt verder dat ook indien de voorzieningenrechter wel bevoegd is te oordelen over de vordering ex artikel 843a Rv, [eiseres] had behoren te weten dat haar vordering geen kans van slagen zou hebben, omdat [gedaagde 1] c.s. heeft erkend dat andere schuldeisers van [gedaagde 1] wel door haar worden voldaan. [eiseres] heeft daardoor geen enkel rechtens te respecteren belang bij het gevorderde, aldus [gedaagde 1] c.s. Dat sprake zou van een evident niet-toewijsbare vordering, kan echter niet worden vastgesteld.
4.14.
De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. worden, met inachtneming van het onder 4.13 overwogene, begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.619,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.619,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2019.2885/676