ECLI:NL:RBROT:2019:4271
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht onder de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Shaaban, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. L.A. Bouter. Eiseres ontving sinds 19 november 2008 een bijstandsuitkering, maar werd op 9 maart 2018 een bestuurlijke boete van € 850,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht zoals vastgelegd in artikel 17 van de Participatiewet (Pw). Dit besluit werd door verweerder gehandhaafd na een bezwaarprocedure, waarbij eiseres in beroep ging tegen het bestreden besluit van 8 november 2018.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode van 2011 tot 2017 verschillende transacties met motorvoertuigen heeft verricht en dat er kasstortingen en bijschrijvingen op haar bankrekeningen hebben plaatsgevonden. Eiseres voerde aan dat haar gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal haar inlichtingenplicht niet verwijtbaar maakte, maar de rechtbank oordeelde dat van haar verwacht mocht worden dat zij hulp zocht als zij de correspondentie van verweerder niet begreep. De rechtbank volgde eiseres niet in haar betoog dat de boete gematigd had moeten worden vanwege haar financiële situatie en de impact op haar levensvreugde.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de opgelegde boete evenredig was, en dat er geen dringende redenen waren om van het opleggen van de boete af te zien. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bijstandsontvangers om alle relevante informatie te verstrekken en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting.