In deze zaak heeft eiser, een individu, een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep, als verweerder, heeft dit verzoek in eerste instantie gedeeltelijk ingewilligd, maar eiser was van mening dat niet alle relevante informatie was verstrekt. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 6 juni 2018, waarin werd geoordeeld dat verweerder opnieuw op het bezwaar van eiser moest beslissen, heeft verweerder het bezwaar echter niet-ontvankelijk verklaard, stellende dat eiser misbruik van procesrecht maakte. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat verweerder niet voldoende zorgvuldig heeft gehandeld in zijn onderzoek naar de persoonsgegevens van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder had moeten veronderstellen dat het onderzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) mogelijk niet volledig was, gezien de eerdere communicatie over berichten die op een online forum waren geplaatst. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiser alsnog gegrond verklaard. De rechtbank heeft het primaire besluit herroepen en bepaald dat verweerder het griffierecht van eiser dient te vergoeden, evenals de proceskosten. Tevens heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding, dat eiser had ingediend.