ECLI:NL:RBROT:2019:4042
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake bestuurlijke boete door de Autoriteit Financiële Markten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bestuurlijke boete opgelegd door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan [verzoeker]. De AFM had op 28 december 2018 een boete van € 100.000,- opgelegd aan [verzoeker] wegens feitelijk leidinggeven aan overtredingen van artikel 4:11 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) door [onderneming]. Tevens was er een publicatiebesluit genomen om het boetebesluit openbaar te maken. [Verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van het publicatiebesluit, omdat hij vreesde voor onevenredig nadelige gevolgen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening gedeeltelijk toegewezen. Hij oordeelde dat het spoedeisend belang van [verzoeker] niet ter discussie stond, maar dat de AFM terecht had gesteld dat [onderneming] in de periode van 1 oktober 2014 tot 5 december 2017 geen adequaat beleid voerde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] feitelijk leiding heeft gegeven aan de overtredingen en dat de AFM bevoegd was om de boete op te leggen. Echter, de voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de passages in het boetebesluit die betrekking hebben op de overtredingen van artikelen 4:9 en 4:10 van de Wft niet openbaar gemaakt mogen worden, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in de financiële sector en de rol van de AFM in het handhaven van de wetgeving. De voorzieningenrechter heeft de AFM ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [verzoeker].