In deze zaak heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank Rotterdam heeft op 23 april 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond is verklaard. Eiseres had verzocht om openbaarmaking van informatie over raamovereenkomsten tussen haar en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het primaire besluit van de minister, dat deels openbaarmaking toestond en deels weigerde, werd door eiseres bestreden. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij schade had geleden door de openbaarmaking van de documenten. De rechtbank stelde vast dat de documenten inmiddels openbaar waren gemaakt en dat het belang van eiseres enkel bestond uit mogelijke schade die zij had geleden. Eiseres voerde aan dat zij reputatieschade had geleden door een krantenartikel dat gebaseerd was op de openbaar gemaakte documenten, maar de rechtbank vond deze claim onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat er geen belang was bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. De uitspraak benadrukt dat de Wob geen grondslag biedt voor het beperken van openbaarmaking aan enkel de verzoeker.