ECLI:NL:RBROT:2019:3109
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.V. van Baaren
- H. Bedee
- A.M.E.A. Neuwahl
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van beroep inzake persoonsgebonden budget onder de Jeugdwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die ADHD heeft en licht verstandelijk beperkt is, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis. Eiser, wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder en bijgestaan door zijn gemachtigde mr. W.C. de Jonge, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 7 december 2017, waarin zijn aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van de moeder van eiser voor een pgb voor begeleiding door de vader van eiser is afgewezen, omdat deze zorg niet adequaat zou zijn. In plaats daarvan is er een voorziening toegekend voor opvoedondersteuning door een organisatie met specifieke kennis van licht verstandelijke beperkingen.
Tijdens de zitting op 21 maart 2019 zijn eiser, zijn moeder en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemeente zich wel liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vervolgens overwogen of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Volgens de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is er pas sprake van procesbelang als het resultaat van het beroep daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft voor de indiener. De rechtbank concludeert dat de indicatieperiode voor de verstrekte voorziening is verstreken en dat eiser niet kan aantonen dat hij tijdens deze periode begeleiding heeft ingekocht. Hierdoor kan hij met zijn beroep niet in een financieel gunstiger positie komen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen actueel procesbelang is, omdat eiser inmiddels een nieuwe voorziening op grond van de Jeugdwet is toegekend, waartegen hij niet heeft geprotesteerd. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, zonder in te gaan op de inhoudelijke beroepsgronden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.