ECLI:NL:CRVB:2017:4071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AWBZ-indicatie en procesbelang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep tegen een besluit van het CIZ ongegrond werd verklaard. Appellant, geboren in 2000 en bekend met epilepsie en een ontwikkelingsachterstand, had een indicatie voor begeleiding op grond van de AWBZ. Deze indicatie werd door het CIZ ingetrokken, omdat volgens hen de Zorgverzekeringswet voorrang had. Appellant stelde dat hij recht had op een indicatie voor begeleiding, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat hij onvoldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. De Raad benadrukte dat er pas sprake is van procesbelang als het resultaat van het hoger beroep daadwerkelijk kan worden bereikt en betekenis heeft voor de indiener. Aangezien de AWBZ-indicatie inmiddels was verstreken en appellant een nieuwe indicatie op grond van de Wet langdurige zorg had gekregen, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 6 december 2017.