ECLI:NL:RBROT:2019:1411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
25 februari 2019
Zaaknummer
ROT 17/6978
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten door de Autoriteit Consument & Markt en de geheimhoudingsplicht

Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De zaak betreft de openbaarmaking van documenten die ACM heeft verkregen in het kader van haar taken. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak op 1 november 2018 vastgesteld dat het bestreden besluit van ACM niet deugdelijke motivering bevatte en heeft ACM de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen. ACM heeft vervolgens aanvullende motivering gegeven, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet volledig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat ACM documenten heeft geweigerd op basis van de geheimhoudingsplicht van artikel 7, eerste lid, van de Instellingswet (Iw) en artikel 12w van de Iw. De rechtbank concludeert dat ACM in redelijkheid tot de gedragslijn is gekomen om documenten in toezichts-, handhavings- en reguleringsdossiers niet openbaar te maken, tenzij dit nuttig is voor voorlichting en transparantie. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen daarvan in stand. ACM wordt verplicht het griffierecht van de eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/6978

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 februari 2019 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiser,

en

Autoriteit Consument & Markt (ACM), verweerster,

gemachtigde: mr. H.B.M. Römkens.

Procesverloop

Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 1 november 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:8877) verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit geen deugdelijke motivering bevat en heeft zij ACM in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen.
Bij brief van 8 november 2018 heeft ACM een aanvullende motivering voor het bestreden besluit gegeven.
Eiser heeft daarop bij brief van 30 december 2018 gereageerd.
ACM heeft desgevraagd een aantal nog niet overgelegde stukken van het dossier [bedrijf] aan de rechtbank toegestuurd.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Voor de van belang zijnde feiten en standpunten van partijen en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
2. Met zijn brief van 8 november 2018 heeft ACM per document op de inventarislijst inzichtelijk gemaakt op welke grondslag, te weten artikel 7, eerste lid, of artikel 12w van de Instellingswet (Iw), hij heeft geweigerd de door eiser gevraagde en door ACM bij het primaire besluit niet verstrekte stukken van het dossier [bedrijf] aan eiser te verstrekken. Gelet daarop heeft ACM het bij de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit in zoverre hersteld. Aan de hand van deze aanvullende motivering en de alsnog door ACM aan de rechtbank toegezonden stukken van het dossier [bedrijf] , zal de rechtbank vervolgens beoordelen of ACM terecht heeft geweigerd de door eiser gevraagde en door ACM bij het primaire besluit niet verstrekte stukken aan eiser te verstrekken.
3. ACM heeft aan de weigering om nog meer stukken aan eiser te verstrekken dan bij het primaire besluit aan eiser zijn verstrekt, het volgende ten grondslag gelegd.
Voor zover eiser ACM vraagt om openbaarmaking van gegevens of inlichtingen die ACM heeft verkregen in het kader van de uitvoering van een bij of krachtens de wet aan ACM opgedragen taak, vallen deze onder de geheimhoudingsplicht van artikel 7, eerste lid, van de Iw en weigert ACM deze documenten te verstrekken.
Voor zover het dossier [bedrijf] documenten bevat die door of in opdracht van ACM zijn vervaardigd, dient de toetsing van de openbaarmaking geheel onder artikel 12w van de Iw plaats te vinden. Ten aanzien van artikel 12w van de Iw hanteert ACM de gedragslijn dat indien vervaardigde documenten zich bevinden in toezichts-, handhavings- en reguleringsdossiers, deze in de regel niet openbaar gemaakt zullen worden. Openbaarmaking van deze documenten vindt uitsluitend plaats indien ACM dit nuttig en nodig acht uit een oogpunt van voorlichting en transparantie. In dit geval acht ACM openbaarmaking van deze documenten niet nuttig of nodig uit een oogpunt van voorlichting en transparantie. In het kader daarvan heeft ACM in een persbericht van 20 juli 2007 het publiek geïnformeerd over het besluit op bezwaar in de zaak [bedrijf] . Daarbij acht ACM in het algemeen van belang dat het openbaar maken van (willekeurige) dossierstukken niet zal bijdragen aan de openbaarmakingsdoelen. De vraag of er een bepaalde periode is verstreken sinds verkrijging of vervaardiging van documenten is niet het juiste beoordelingskader voor de toetsing van het verzoek. De verrichte toetsing leidt tot het oordeel dat de documenten van het dossier [bedrijf] niet voor openbaarmaking in aanmerking komen. Voor zover documenten (deels) aan eiser zijn verstrekt valt niet meer terug te draaien dat hij van die documenten kennis heeft kunnen nemen.
4. Vast staat dat alle documenten in de zaak [bedrijf] verband houden met de uitvoering van een aan ACM opgedragen taak. ACM heeft de documenten die onder de reikwijdte van artikel 7, eerste lid, Iw vallen terecht niet aan eiser verstrekt.
Voor zover het gaat om documenten die door ACM zelf of in opdracht van ACM zijn vervaardigd voor de uitvoering van een aan haar opgedragen taak, stelt de rechtbank vast dat ACM handelt in overeenstemming met artikel 12w van de Iw en de hiervoor weergegeven gedragslijn, terwijl ACM, zoals de rechtbank eerder heeft overwogen in een uitspraak van
6 september 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:7319), ook in redelijkheid tot deze gedragslijn heeft kunnen komen.
Bij een beslissing tot openbaarmaking is geen plaats voor het meewegen van de individuele belangen van de verzoeker. Openbaarmaking in de zin van de Iw impliceert, net als openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), het voor een ieder openbaar maken. Dit kan ook – impliciet – afgeleid worden uit de geschiedenis van Stroomlijningswet (bijvoorbeeld Kamerstukken II 2012/2013, 33 622, nr. 7, p. 36), waarin de belangen van de individuele aanvrager niet genoemd worden. Hieruit volgt dat ACM terecht de specifieke belangen van eiser niet heeft betrokken bij de beoordeling van het verzoek tot openbaarmaking. Ook het feit dat er geruime tijd is verstreken, betekent niet dat ACM niet in redelijkheid conform zijn vaste gedragslijn heeft kunnen weigeren om documenten die door ACM zelf of in opdracht van ACM zijn vervaardigd aan eiser te verstrekken. Dat in het wetsvoorstel Open overheid wordt gekozen voor een open benadering van Wob-verzoeken, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals in de tussenuitspraak is overwogen, is de Wob niet van toepassing op het verzoek van eiser. Bovendien betreft het een wetsvoorstel en nog geen geldend recht.
5.1
De rechtbank stelt echter vast dat niet bij alle documenten de weigering van openbaarmaking op juiste wijze is gemotiveerd. De rechtbank zal deze documenten hierna benoemen.
5.2
De stukken 18, 81, 115, 213 en 228 zijn e-mailconversaties die bestaan uit een samenstel van berichten, waarvan bepaalde berichten door ACM zijn opgesteld en dus zijn vervaardigd in het kader van een aan haar opgedragen taak. Deze door ACM opgestelde berichten vallen dus niet onder artikel 7, eerste lid, van de Iw, maar onder artikel 12w, eerste lid, van de Iw. De bijlagen bij de stukken 44, 45, 72 en 197 bevatten stukken die door ACM zijn opgesteld en dus zijn vervaardigd in het kader van een aan haar opgedragen taak.
Ook deze stukken vallen daarom onder artikel 12w, eerste lid, van de Iw.
Openbaarmaking van deze stukken kan dus eveneens overeenkomstig de gedragslijn van ACM worden geweigerd op de grond dat openbaarmaking van deze door ACM vervaardigde documenten niet nuttig of nodig is uit een oogpunt van voorlichting en transparantie.
5.3
De bijlagen bij de stukken 28, 34 bevatten verkregen stukken en die stukken vallen daarom niet onder artikel 12w van de Iw, maar onder artikel 7, eerste lid, van de Iw. Deze stukken komen op grond van de eerder genoemde geheimhoudingsplicht dus niet voor openbaarmaking in aanmerking.
6. Gelet op de aanvullende motivering die ACM bij brief van 18 september 2018 heeft gegeven en gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Met de brief van
8 november 2018 heeft ACM het gebrek niet volledig hersteld. Gelet echter op wat hiervoor onder 4., 5.1 en 5.2 is overwogen, heeft ACM terecht geweigerd om nog meer stukken uit het dossier [bedrijf] aan eiser te verstrekken dan bij het primaire besluit aan eiser zijn verstrekt. Daarom zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat ACM aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
  • bepaalt dat ACM aan eiser het betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzitter, en mr. J.H. de Wildt en
mr. C.J. Wolswinkel, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 28 februari 2019.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.