ECLI:NL:RBROT:2018:8852

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
558313 / HA RK 18-1068
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de advocaat van de verzoeker, mr. I.N. Weski, tegen de rechter-commissaris mr. A. Buizer. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris in het kader van een lopende strafzaak. De verzoeker stelde dat de rechter-commissaris blijk had gegeven van vooringenomenheid door eerder toegezegde mogelijkheden om te reageren op stukken te negeren en door te oordelen over fundamentele juridische punten zonder dat alle relevante informatie was verstrekt. De rechtbank overwoog dat de rechter-commissaris voldoende gelegenheid had gegeven voor hoor en wederhoor en dat de beslissingen over de onderzoekswensen goed gemotiveerd waren. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees voor partijdigheid van de rechter-commissaris. De beslissing van de rechter-commissaris was niet onbegrijpelijk en voldeed aan de eisen van een zorgvuldige procesvoering. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd benadrukt dat de rechter-commissaris niet betrokken zou zijn bij de uiteindelijke beoordeling van de strafzaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 558313 / HA RK 18-1068
Beslissing van 8 oktober 2018
op het verzoek van
[naam verzoeker],
verzoeker,
advocaat mr. I.N. Weski,
strekkende tot wraking van:
mr. A. Buizer, rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam, kabinet RC strafzaken (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij beslissing van 5 september 2018 heeft de rechter-commissaris een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek tot het verrichten van onderzoekshandelingen in de strafzaak tegen verzoeker. Die procedure draagt als parketnummer 10/960183-15.
Bij brief van 10 september 2018 heeft de advocaat van verzoeker de wraking van de rechter-commissaris verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de beschikking van 5 september 2018;
- het wrakingsverzoek van 10 september 2018;
- de toelichting op de gronden van het wrakingsverzoek van 11 september 2018;
- de bij e-mailberichten van 12 en 13 september 2018 door mr. M.M. Koers toegezonden stukken.
Verzoeker, de advocaat van verzoeker alsmede de rechter-commissaris en de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Ter zitting van 28 september 2018, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen de advocaat van verzoeker met mr. M.M. Koers, de rechter-commissaris en de officier van justitie mr. M.M. Egberts. De advocaat van verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota haar standpunt nader toegelicht. Ook de rechter-commissaris heeft aan de hand van schriftelijke aantekeningen haar standpunt verwoord.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
a. De rechter-commissaris heeft blijk gegeven van vooringenomenheid door het ontnemen van een eerder toegezegde mogelijkheid (tijdens de regie-zitting) te reageren op nadere door het openbaar ministerie te verstrekken stukken en reeds te beslissen op de onderhavige onderzoekswensen zonder dat alle aan verzoeker toegezegde stukken zijn ontvangen en verzoeker zich daarover heeft kunnen uitlaten. Door het negeren van een nadere toelichting van verzoeker op de reactie van het openbaar ministerie en de nadere verzoeken van verzoeker waarna de beschikking is gewezen, is de vrees voor vooringenomenheid in objectieve en subjectieve zin gegeven.
b. Door te oordelen over een fundamenteel juridisch punt, te weten of er sprake is van een situatie waarop de Karman jurisprudentie van toepassing kan worden geacht, heeft de rechter-commissaris blijk gegeven van vooringenomenheid nu zij in haar beslissing al vooruitgelopen is op de beoordeling van een mogelijk tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak nog te voeren rechtmatigheidsverweer en de in dat kader te nemen beslissingen door de rechtbank.
c. Door te oordelen over een fundamenteel punt, namelijk de vraag of de data gedeeld mogen worden met derde-onderzoekteams, heeft de rechter-commissaris blijk gegeven van vooringenomenheid. Dit punt strekt zich uit over een periode voordat de rechter-commissaris als rechter-commissaris van de zaak De Vink hierbij betrokken was, en de periode vanaf het moment dat de rechter-commissaris als zaaks-rechtercommissaris van de De Vink hierbij betrokken is (geweest). Het betreffen beslissingen aangaande het delen van informatie uit de Ennetcomdata met derde onderzoeksteams. De wettelijk basis hiervoor ontbreekt naar de stelling van verzoeker. De betrokkenheid van de rechter-commissaris hierbij en het voor verzoeker onmogelijk maken om nader onderzoek te doen naar onder meer die gang van zaken, de onwettelijkheid, de (on)rechtmatigheid van de data en de bejegening van die data maakt dat sprake is van vooringenomenheid in objectieve en subjectieve zin.
d. De rechter-commissaris heeft blijk gegeven van vooringenomenheid door de overige onbegrijpelijke en vooringenomen beslissingen, namelijk de overwegingen onder punt A ten aanzien van de geheimhouders en onder punt B ‘betrouwbaarheid van het systeem’. Voor die beslissingen kan redelijkerwijze, mede in samenhang met de overige hierboven genoemde gronden, geen andere verklaring worden gegeven dan dat die beslissingen voortvloeien uit vooringenomenheid. Immers heeft verzoeker onderzoekswensen geformuleerd om de wettigheid en rechtmatigheid van het onderzoek nader te onderzoeken, en in dat kader ook de aard en omvang van de schendingen en de proportionaliteit en de subsidiariteit te onderzoeken. Deze elementen maken deel uit van door verzoeker nader te voeren verweren in het kader van de rechtmatigheid en
betrouwbaarheid van het onderzoeksmateriaal en de bejegening van dat materiaal door het
openbaar ministerie en de rechter-commissaris.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
a. Er is aan verzoeker geen mogelijkheid ontnomen om te kunnen reageren op stukken. Hoor en wederhoor zijn voldoende toegepast. Na de regiebijeenkomst op 30 mei 2018 is dit ook een aantal keren gebeurd. Op ieder stuk van de officier van justitie heeft verzoeker aanvullende vragen en verzoeken ingediend. De advocaat van verzoeker heeft tussen 30 mei 2018 en half augustus 2018 de gelegenheid gehad, en ook genomen, om te reageren. Op het moment van de laatste mail, 29 augustus 2018, was de beschikking al in concept gereed. De mail van 29 augustus 2018 is nog globaal doorgenomen en ingeschat als een nadere onderbouwing en nadere verzoeken die voortborduurden op eerdere stukken en vragen. Het leek de rechter-commissaris beter om de beschikking uit te doen, zodat beide partijen wisten wat de lijn van beslissen zou worden en dat later, desgewenst en met inachtneming van de (lijn van de) beslissing, nieuwe wensen ingediend zouden kunnen worden. Dat heeft de rechter-commissaris ook aan partijen duidelijk gemaakt in haar mail van 7 september 2018. Dat de beslissing verzoeker en zijn advocaat onwelgevallig is, is geen grond voor wraking. De rechter-commissaris staat ook open voor nieuwe verzoeken als er nadere stukken van het OM komen. Zij kan zich niet herinneren tijdens de regiezitting toegezegd te hebben pas te beslissen op onderzoekswensen indien alle aan verzoeker toegezegde stukken zijn ontvangen en verzoeker zich daarover heeft kunnen uitlaten
b. en d. De meeste verzoeken zijn afgewezen omdat de rechter-commissaris de verzoeken onvoldoende onderbouwd achtte. Om dit te motiveren zijn ook inhoudelijke argumenten gebezigd. doch er is geen sprake van dat daarbij een voorschot genomen is op beslissingen die de rechtbank later moet gaan nemen. Het indelen van de getuigen in thema A en B is gedaan om helderheid te scheppen in hetgeen was aangevoerd. De aanvullende motivering per getuige is door de rechter-commissaris wel meegewogen. Verzoeker kan in bezwaar gaan tegen de beslissingen van de rechter-commissaris en heeft dat ook gedaan. De beslissing is niet zo onbegrijpelijk dat dit een wrakingsgrond oplevert. Hierbij wordt verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413.
c. De rechter-commissaris heeft een aantal vorderingen beoordeeld waarbij is verzocht om de in beslag genomen data in de zaak DeVink te mogen delen met andere onderzoeksteams. De rechter-commissaris heeft daarbij getoetst aan de uitspraak van de Canadese rechter. De rechter-commissaris stelt dat dit niet onrechtmatig is en zij ontkent verregaand betrokken te zijn bij een buitenwettelijke procedure die geen recht doet aan de door de Canadese rechter gestelde voorwaarden.
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 512 Sv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben.
3.2
Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.3
Ten aanzien van de hiervoor weergegeven wrakingsgrond onder a. overweegt de wrakingskamer als volgt.
In de beschikking is beschreven dat het na de regiebijeenkomst van 30 mei 2018 indienen van verdere onderzoekswensen, het geven van nadere onderbouwingen en het geven van reacties daarop een voortdurend proces is.
De rechter-commissaris heeft op een zeker moment een beslissing gegeven op basis van de op dat moment gedane onderzoeksverzoeken. Het verzoek van de verdediging (26 juli 2018) om nog te mogen reageren op de laatste stukken en antwoorden van de officier van justitie is afgewezen omdat er naar het oordeel van de rechter-commissaris voldoende op elkaars standpunten is gereageerd.
Het is aan de rechter-commissaris om te bepalen op welk moment in dat voortdurende proces een beslissing wordt gegeven over de tot dan toe ingediende onderzoekswensen. Ook is het aan de rechter-commissaris om te bepalen dat de verdediging en de officier van justitie voldoende op elkaars standpunten hebben kunnen reageren. Dergelijke (tussentijdse) procesbeslissingen moet de rechter-commissaris kunnen nemen, ook opdat het proces voortgang kan vinden. In de gegeven situatie van een voortgaand proces is dat geenszins onbegrijpelijk. Daarin is geen schending gelegen van het beginsel van hoor en wederhoor. Of de rechter-commissaris heeft toegezegd dat zij pas zal beslissen indien alle aan verzoeker toegezegde stukken zijn ontvangen en verzoeker zich daarover heeft kunnen uitlaten kan in het midden blijven. De rechter-commissaris heeft immers in de e-mail van 7 september 2018 te kennen gegeven open te blijven staan voor nieuwe verzoeken van de verdediging als er nadere stukken van het OM komen.
Deze handelwijze geeft geen grond voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter-commissaris.
3.4
Ten aanzien van de hiervoor weergegeven wrakingsgrond onder b. en d. overweegt de wrakingskamer als volgt.
Zoals verzoeker zelf erkent, kan een wrakingsverzoek geen verkapt rechtsmiddel zijn tegen een onwelgevallige beslissing. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de door de rechter-commissaris gegeven beslissingen, ook indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van de vooringenomenheid van de rechter-commissaris.
Van dat uitzonderingsgeval is hier geen sprake. De beslissingen over de onderzoekswensen zijn voorzien van een uitvoerige motivering, die noch naar de bewoordingen, noch naar de inhoud en de strekking blijk geven van een vooringenomenheid jegens de verdediging.
Dat bij de beoordeling van de onderzoekswensen en de daaraan ten grondslag gelegde argumenten in sommige opzichten een inhoudelijk oordeel wordt gegeven over het belang van het gevraagde onderzoek voor een in de zaak later te nemen beslissing, is onvermijdelijk maar behoort tot de taak van de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris zal geen deel uitmaken van een strafkamer die over het aan de verdachte tenlastegelegde moet oordelen. Een in de motivering van de beschikking besloten liggende juridische opvatting of interpretatie van de uitspraak van de Canadese rechter kan niet vooruitlopen op een beslissing van de strafkamer. Overigens heeft de strafkamer de mogelijkheid om de zaak te verwijzen naar de rechter-commissaris voor een nader onderzoek, zoals het horen van bepaalde getuigen.
3.5
Ten aanzien van de hiervoor weergegeven wrakingsgrond onder c. overweegt de wrakingskamer als volgt.
Het verwijt dat de onpartijdigheid van de rechter-commissaris verregaand is aangetast doordat zij - zonder een wettelijke basis - toestemming heeft gegeven voor het delen van onderzoeksgegevens met onderzoeksteams in andere zaken, kan niet leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek.
Van deze handelwijze, waarbij de rechter-commissaris getoetst heeft of wordt voldaan aan de uitspraak van de Canadese rechter, kan niet worden gezegd dat deze zodanig evident onjuist en onbegrijpelijk is dat daarvoor in redelijkheid geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid jegens verzoeker.
3.6
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. A. Buizer.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.N. van Zelm van Eldik, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. P.C. Santema, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2018 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker;
- de advocaat van verzoeker;
- mr. A. Buizer;
- de officier van justitie;
-