ECLI:NL:RBROT:2018:832
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om vrijstelling van verplichte deelneming in het pensioenfonds PFZW
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaken ROT 17/3360, ROT 17/3362 en ROT 17/3363, waarbij Stichting Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PFZW) de verzoeken van drie ondernemingen om vrijstelling van verplichte deelneming in het pensioenfonds heeft afgewezen. De verzoeken om vrijstelling waren ingediend op 23 november 2016, maar PFZW heeft deze afgewezen op basis van de geldende voorwaarden in het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 en het uitvoeringsreglement van PFZW. De rechtbank oordeelde dat de door de eiseressen aangevoerde omstandigheden niet van dermate bijzondere aard waren dat PFZW aanleiding had moeten zien om een uitzondering te maken op haar beleid. De rechtbank benadrukte dat PFZW een discretionaire bevoegdheid heeft om vrijstellingen te verlenen en dat de rechterlijke beoordeling terughoudend dient te zijn. De rechtbank concludeerde dat PFZW in redelijkheid tot afwijzing van de verzoeken heeft kunnen komen, aangezien de belangen van de eiseressen niet zwaarder wogen dan het belang van PFZW bij solidariteit en collectiviteit. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat er geen concrete toezeggingen waren gedaan door PFZW die aan de verwachtingen van de eiseressen konden worden ontleend. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.