ECLI:NL:RBROT:2018:7870

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
ROT 17/4425
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boetes opgelegd aan pluimveeslachterij door NVWA wegens overtredingen van de Wet dieren en Verordening 1099/2009

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 september 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een pluimveeslachterij tegen boetes die door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) waren opgelegd. De boetes waren het gevolg van verschillende overtredingen van de Wet dieren en de Verordening 1099/2009, die de bescherming van dieren bij het doden regelt. De NVWA had boetes opgelegd voor diverse constateringen, waaronder het niet waarborgen van het welzijn van kuikens tijdens het slachtproces. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de opgelegde boetes uitvoerig besproken, waarbij de nadruk lag op de verantwoordelijkheden van de slachterij en de naleving van de geldende regelgeving. De rechtbank oordeelde dat de NVWA terecht had vastgesteld dat de slachterij in meerdere gevallen niet had voldaan aan de vereisten van de wetgeving, wat leidde tot de conclusie dat de opgelegde boetes gerechtvaardigd waren. Echter, in één specifieke boetezaak (201607048) oordeelde de rechtbank dat de NVWA ten onrechte een boete had opgelegd, waardoor deze werd vernietigd. De rechtbank heeft ook de proceskosten en het griffierecht in deze uitspraak behandeld, waarbij de NVWA werd veroordeeld tot vergoeding van de gemaakte kosten door de slachterij. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor slachterijen om te voldoen aan de wettelijke eisen voor dierenwelzijn en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 17/4425

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. P.J.G.G. Sluijter,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr.ing. H.D. Strookman.

Procesverloop

Bij besluiten van 28 oktober 2016, 25 november 2016, 23 december 2016, 13 januari 2017, 20 januari 2017 en 3 februari 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder eiseres boetes opgelegd vanwege overtredingen van de Wet dieren.
Bij besluit van 12 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2018. Dit beroep is tegelijk behandeld met andere beroepen van eiseres, namelijk ROT 17/4424, ROT 18/3138,
ROT 18/3139, ROT 18/3140, ROT 18/3141, ROT 18/3142, ROT 18/3143, ROT 18/3144, ROT 18/3145, ROT 18/3146 en ROT 18/3059. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] , directeur van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. N. Aamimi.

Overwegingen

1. Het gaat in dit beroep om boetes die verweerder aan eiseres heeft opgelegd omdat een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op de pluimveeslachterij heeft geconstateerd (kort gezegd) dat:
- dode en levende kuikens onder en tussen de kantelaar zaten,
- kuikens onder en bij de carrousel liepen,
- kuikens door de wasstraat voor de containers zijn gegaan,
- sprake was van beknellingen en rugliggingen bij kuikens in geloste containers,
- een container gekanteld was terwijl de lopende band niet liep,
- kuikens in containers tekenen vertoonden van hittestress, en
- levende kuikens in de bak voor DOA’s (death on arrivals) lagen.
De rechtbank zal hierna eerst de gronden van eiseres bespreken die betrekking hebben op alle zaken. Daarna zal de rechtbank de boetezaken per categorie bespreken, waarbij (voor zover van toepassing) eerst wordt ingegaan op de gronden van eiseres die voor alle boetezaken in die categorie gelden en vervolgens in elke boetezaak afzonderlijk een beoordeling zal plaatsvinden waarbij (indien van toepassing) ook de gronden die specifiek op de betreffende boetezaak zien, worden meegenomen.
Alle boetes
2. Eiseres voert ten aanzien van alle boetezaken aan dat pijn, spanning of lijden bij het slachten onvermijdelijk is. In artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (Verordening 1099/2009) gaat het dan ook om het beperken van vermijdbare vormen van pijn, spanning of lijden. Uit de considerans van deze verordening (onder 2) blijkt dat pijn, spanning of lijden vermijdbaar is als de voorschriften van deze verordening worden overtreden of als weliswaar geoorloofde methoden worden gebruikt maar deze niet optimaal worden toegepast. Verweerder dient in iedere boetezaak te bewijzen dat hiervan sprake is. De enkele constatering van een toezichthouder dat een kuiken pijn, spanning of lijden ondervindt is onvoldoende om een overtreding vast te stellen, aldus eiseres.
2.1.
De rechtbank overweegt dat eiseres terecht stelt dat voor een overtreding van artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 moet worden vastgesteld dat pijn, spanning of lijden bij de kuikens vermijdbaar was voor eiseres. Duidelijk is dat pijn, spanning of lijden vermeden kan worden door de regels voor de slacht in deze verordening na te leven. Ook de naleving en handhaving van de eigen werkinstructies door eiseres spelen daarbij een rol. Daarnaast zal vaak in het specifieke geval moeten worden bezien of het vermijdbaar was, bijvoorbeeld door tijdig en voldoende controles te verrichten op het welzijn van de kuikens en door tijdig in te grijpen bij welzijnsproblemen. De vermijdbaarheid zal uit het rapport van bevindingen, en een eventuele nadere toelichting daarop, moeten blijken. De rechtbank zal hierna per boetezaak (voor zover artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 is tegengeworpen) beoordelen of sprake was van vermijdbare pijn, spanning of lijden.
3. Eiseres voert ten aanzien van alle boetezaken, behalve de boetes inzake de levende kuikens in DOA-bakken, aan dat de verweten gedragingen niet vallen onder het bereik van Verordening 1099/2009 omdat het niet gaat om het slachten van dieren maar om het lossen daarvan en daarop is Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (de Transportverordening) van toepassing.
3.1.
De rechtbank overweegt dat voor zover de Transportverordening ook van toepassing is op het lossen en/of uitladen van containers bij de slachterij, dit niet betekent dat verweerder eiseres niet kan verwijten dat zij bij het lossen en/of uitladen regels uit de Verordening 1099/2009 heeft overtreden. Verordening 1099/2009 richt zich specifiek tot slachterijen en stelt allerlei regels om het welzijn van dieren op slachterijen te bewaken. Nu in dit geval de kuikens aanwezig waren op het terrein van de slachterij, namelijk in geloste containers en bij de kantelaar en voorwasser van eiseres, draagt eiseres op grond van Verordening 1099/2009 een verantwoordelijkheid voor het welzijn van deze kuikens.
De boete inzake kuikens die onder en tussen de kantelaar zaten (boetezaak 201603103)
4.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 25 november 2016 aan eiseres één boete opgelegd van € 1.500 voor drie feiten. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar hiertegen deels gegrond verklaard en één van de feiten laten vervallen. In het bestreden besluit is de boete van € 1.500 gehandhaafd voor de volgende twee feiten:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
  • De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren beschermd zijn tegen letsel. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van Verordening 1099/2009 overtreden.
4.2.
Eiseres voert aan dat de toezichthouder feitelijk alleen heeft vastgesteld dat levende kuikens onder en karkassen onder en tussen de kantelaar zaten maar niet dat de kantelaar niet goed heeft gewerkt of dat geen sprake was van een optimale toepassing ervan. Er is niet waargenomen dat sprake was van het onvoldoende treffen van noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat dieren beschermd zijn tegen letsel. Evenmin wordt in het rapport van bevindingen gerefereerd aan letsel bij de aangetroffen kuikens. Wat betreft de karkassen is niet vastgesteld dat deze verband houden met pluimvee dat in of bij het kantelen is gedood; waarschijnlijk gaat het om karkassen die reeds dood in de container hebben gezeten. Bovendien blijkt uit het boeterapport niet dat de kantelaar ten tijde van de constatering in bedrijf was en is er geen voorschrift aan te wijzen dat verplicht tot toezicht op een niet in bedrijf zijnde kantelaar, aldus eiseres.
4.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 124694/93539) dat bij de kantelaar niemand aanwezig was om het kantelproces te begeleiden en dat op de grond onder de kantelaar drie levende kuikens zaten en twee karkassen lagen. De dode kuikens waren niet meer intact wat volgens de toezichthouder er op duidt dat ze tussen de draaiende delen van de kantelaar terecht zijn gekomen en daardoor ernstig beschadigd zijn geraakt. Tevens waren onder de container en lopende band van de kantelaar twee karkassen zichtbaar die zeer ernstig beschadigd of kapot getrokken waren. Ook waren er verschillende stukken van een kapotgetrokken kuiken zichtbaar onder de lopende band, aldus de toezichthouder.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres het onder 3.1. eerst genoemde feit heeft begaan, maar kan niet worden vastgesteld dat eiseres ook het tweede genoemde feit heeft begaan. De rechtbank begrijpt dat het eerste feit wordt gerelateerd aan de aanwezigheid van levende, dode en kapot getrokken kuikens bij de kantelaar en het tweede feit met name ziet op de omstandigheid dat niemand bij de kantelaar aanwezig was. Gelet op de beschrijvingen in het rapport en de daarbij gevoegde foto’s acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de bij de kantelaar aanwezige kuikens afkomstig waren uit de kantelaar. Bij de kantelaar waren beschadigde en kapot getrokken (delen van) dode kuikens aanwezig wat volgens de toezichthouder is te relateren aan het gebruik van de kantelaar. Dat de kuikens mogelijk al dood waren bij aankomst acht de rechtbank onvoldoende weerlegging van de constateringen; bovendien zijn onder de kantelaar tussen de karkassen ook levende kuikens aangetroffen en kan in elk geval ten aanzien van deze levende kuikens worden vastgesteld dat hen pijn, spanning of lijden niet bespaard is gebleven. Voorts kan dit vermijdbaar worden geacht, nu aannemelijk is dat bij een juiste of optimale toepassing van de kantelaar niet meerdere levende, dode en kapot getrokken of beschadigde kuikens onder en tussen de kantelaar worden aangetroffen. Ten aanzien van het tweede feit merkt de rechtbank op dat in het rapport weliswaar is beschreven dat niemand aanwezig was om het kantelproces te begeleiden, maar dat uit het rapport niet kan worden afgeleid dat op het moment van de constatering door de toezichthouder de kantelaar in werking was. De aanwezigheid van iemand die controle houdt op het kantelproces om zo de dieren te beschermen tegen letsel, is alleen van belang indien de kantelaar in werking is. Nu niet vast staat dat dit het geval was kan niet worden vastgesteld dat eiseres ook het tweede genoemde feit heeft begaan. Omdat verweerder reeds één boete heeft opgelegd voor beide feiten, leidt dit oordeel op zichzelf niet tot wijziging van het boetebedrag. Verweerder is dus, ondanks het wegvallen van één beboetbaar feit, wel bevoegd de boete op te leggen.
De boete inzake een gekantelde container terwijl de band niet liep (boetezaak 201605241)
5.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 25 november 2016 aan eiseres één boete opgelegd van € 2.500 voor drie feiten. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar hiertegen deels gegrond verklaard en één van de feiten laten vervallen. In het bestreden besluit is de boete van € 2.500 gehandhaafd voor de volgende twee feiten:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
  • De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren geen tekenen van vermijdbare pijn, angst, of abnormaal gedrag vertonen. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, aanhef en onder d, van Verordening 1099/2009 overtreden.
5.2.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte in het bestreden besluit stelt dat de kuikens aan het fladderen waren, over elkaar heen liepen, veel vocaliseerden en herhaaldelijk hun snavel open en dicht deden. De toezichthouder heeft niet beschreven om welke aantallen het ging, laat staan dat het alle kuikens betrof. Voorts heeft de toezichthouder gesteld dat zijn waarnemingen een beeld geven van gestreste dieren, terwijl het in de grondslag van de boete die verweerder heeft opgelegd gaat om pijn, angst of abnormaal gedrag. Eiseres verwijst naar een notitie van Wageningen University & Research van 4 juli 2017 waaruit blijkt dat kuikens bij en na het kantelen onrustig gedrag vertonen en dat onrustig gedrag nog niet bewijst dat sprake is van pijn, spanning of lijden of van pijn, spanning of abnormaal gedrag. Voorts houdt de mededeling van medewerker [naam] dat sprake was van miscommunicatie tussen de man bij de kantelaar en de chef aanvoer geen erkenning van de overtreding in, aldus eiseres.
5.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 126975/95477) dat hij bij de kantelaar zag dat er net een container gekanteld was en dat de kantelaar helemaal vol zat met kuikens. Deze kuikens zaten boven op elkaar omdat er in de kantelaar veel minder vloeroppervlak is ten opzichte van het vloeroppervlak in de container. Volgens de toezichthouder gaat onder normale omstandigheden de lopende band van de kantelaar direct lopen na het kantelen wat ervoor zorgt dat de kuikens in de kantelaar vanzelf meer ruimte krijgen zodat het dierenwelzijn niet in het geding komt. De toezichthouder viel op dat de lopende band niet aanging en dat de kuikens op elkaar bleven zitten. Uit navraag bleek dat op dat moment er een pauze was van zeven à tien minuten en dat al het personeel daarom niet meer op de werkplekken stond. De toezichthouder zag kuikens die veel aan het fladderen waren, over elkaar heen liepen, veel vocaliseerden en veel kuikens die hun snavel herhaaldelijk open en dicht deden. Dit gaf een beeld van gestreste dieren, aldus de toezichthouder.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. Uit de beschrijving die de toezichthouder vanuit zijn deskundigheid als dierenarts geeft, kan voldoende worden afgeleid dat in elk geval sprake was van angst of spanning bij de dieren. Dat de toezichthouder deze woorden niet expliciet noemt in het rapport doet daar niet aan af. Voorts blijkt uit het rapport dat het in ieder geval om meerdere kuikens ging. Dat de toezichthouder geen aantallen noemt is niet van belang voor het vaststellen van de overtreding; daarvoor kan reeds één kuiken dat vermijdbare pijn, spanning of lijden dan wel tekenen van vermijdbare pijn, angst, of abnormaal gedrag vertoont voldoende zijn. Nu de container wel was gekanteld maar de lopende band stil stond tijdens een pauze van de medewerkers kan worden vastgesteld dat de situatie vermijdbaar was, zoals de directeur van eiseres ter zitting ook heeft erkend.
De boetes inzake beknellingen en rugliggingen bij kuikens in containers
6. Eiseres voert ten aanzien van de boetezaken over geconstateerde vleugelbeknellingen en rugliggingen aan dat vleugelbeknellingen en rugliggingen in de lading voor eiseres niet vermijdbaar zijn en haar niet kunnen worden verweten. Daarnaast is het gelet op de stapeling van de containers in de transportfase voor eiseres onmogelijk om bij aankomst een volledige check op vleugelbeknellingen en rugliggingen uit te voeren. Bovendien is niet bewezen dat het uit welzijnsoogpunt voortdurend nodig is corrigerend op te treden. Eiseres beschikt over toereikende procedures om het welzijn bij aankomst vast te stellen en waar nodig corrigerend op te treden. Het enkele feit dat toezichthouders rugligging of vleugel- en kopbeknellingen aantreffen, betekent niet zonder meer dat eiseres de in acht te nemen welzijnsprocedures niet heeft gevolgd. In de rapporten van bevindingen is feitelijk niet vastgesteld dat het Controleformulier vleeskuikens (welzijn) bij aanvoer onjuist door eiseres is ingevuld. Daarnaast kan uit de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2017 (ROT 16/7462) worden afgeleid dat een welzijnscontrole moet worden uitgevoerd na het lossen van de vrachtwagens maar vóór het uitladen van de kuikens uit de containers en in de rapporten is door de toezichthouder niet feitelijk geconstateerd dat de containers zijn uitgeladen zonder dat een welzijnscontrole heeft plaatsgevonden. Voorts hanteert de NVWA volgens haar interventiebeleid wel tolerantiemarges voor letsel en dode dieren bij het transport, terwijl de NVWA in deze zaken in het geheel geen marges hanteert voor het aantal geconstateerde vleugelbeknellingen of rugliggingen, aldus eiseres.
6.1.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat (ook) de vervoerder of vangploeg verantwoordelijk kan worden gesteld voor beknellingen en rugliggingen bij de kuikens, niet afdoet aan de verantwoordelijkheid van eiseres voor het welzijn van de kuikens die zich op haar terrein bevinden. Verweerder verwijt eiseres ook niet dat sprake is van beknellingen en rugliggingen in de geloste containers, maar dat eiseres de containers onvoldoende heeft beoordeeld op welzijnsproblemen bij de kuikens en onvoldoende daarop heeft ingegrepen. Dit zal voldoende uit het rapport van bevindingen moeten blijken. De enkele constatering door een toezichthouder dat sprake was van beknellingen en rugliggingen is dus onvoldoende. Ook moet blijken dat eiseres de welzijnscontrole die volgens Bijlage III, punt 1.1, van Verordening 1099/2009 moet plaatsvinden, niet of onvoldoende heeft verricht of dat zij geen noodzakelijke maatregelen heeft genomen bij geconstateerde welzijnsproblemen. Van belang is dat uit het rapport van bevindingen voldoende blijkt dat eiseres de gelegenheid heeft gehad om de betreffende controle te verrichten. Immers, als de toezichthouder beknellingen constateert bij containers die net in de aanvoerhal zijn geplaatst terwijl een welzijnsfunctionaris van eiseres nog doende was een welzijnscontrole op korte termijn uit te voeren, kan uit de enkele aanwezigheid van beknellingen in de containers niet worden geconcludeerd dat de welzijnscontrole niet is verricht. Daarbij is ook relevant dat het exacte moment waarop deze controle doorgaans wordt verricht onduidelijk is gebleven en ook in de Verordening hiervoor geen duidelijk termijn is vastgesteld. Bovendien is voor de toezichthouder eenvoudig vast te stellen, middels de administratie van eiseres, sinds wanneer de geladen containers zich op het terrein van eiseres bevinden, aan de hand waarvan (mede) kan worden beoordeeld of eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om de welzijnscontrole uit te voren. Voorts kan een overtreding ook worden vastgesteld indien gebleken is dat eiseres de welzijnscontrole wél heeft verricht maar daarbij beknelde dieren of rugliggingen niet heeft opgemerkt, dan wel daarop niet heeft ingegrepen. In dat geval dient uit het rapport te blijken dat de welzijnscontrole is verricht (bijvoorbeeld door overlegging van een formulier waarop die controle is afgetekend) en dat de toezichthouder wel of meer beknellingen en rugliggingen in de gecontroleerde containers waarneemt dan bij de welzijnscontrole door eiseres is opgemerkt. Of uit de rapporten voldoende blijkt dat de gestelde overtredingen zijn begaan zal hierna per boetezaak worden besproken. Dat de NVWA in haar interventiebeleid op andere gebieden wel tolerantiemarges hanteert, maakt niet dat verweerder die ook in deze situatie moet hanteren. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht gaat het hier om een controle die volgens Bijlage III, punt 1.1 van Verordening 1099/2009 systematisch plaats moet vinden en kunnen geconstateerde beknellingen en rugliggingen op eenvoudige wijze worden opgelost.
Boetezaak 201605316
7.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 25 november 2016 aan eiseres één boete opgelegd van € 2.500 voor twee feiten. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar hiertegen deels gegrond verklaard en één van de feiten laten vervallen. In het bestreden besluit is de boete van € 2.500 gehandhaafd voor het volgende feit:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
7.2.
Eiseres voert aan dat de constatering dat nagenoeg alle door de toezichthouder geziene kuikens zich in diens volle zicht bevonden, niets zegt over hetgeen eiseres had moeten constateren. Uit het boeterapport valt niet op te maken in welke container(s) op welke locatie in de vracht de constateringen zijn gedaan en ook niet of de constateringen aan de buitenzijde van de vracht zijn gedaan dan wel bij of na het afladen. Voorts houdt de verklaring van [naam] geen erkenning van de overtreding in, aldus eiseres.
7.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 127196/95576) dat hij zich bij de aanvoerhal bevond voor de ante mortem (AM) keuring van de kuikens die zich op dat moment in containers bevonden. De toezichthouder zag bij zijn eerste inspectie dat zeven kuikens op de rug lagen en twee bekneld waren met de vleugel. Nagenoeg al deze kuikens bevonden zich in het volle zicht (d.w.z. vooraan in een lade). Op de welzijnslijst zag de toezichthouder dat niets anders dan een vinkje stond vermeld onder het kopje welzijn van dit koppel kuikens. De heer [naam] verklaarde tegenover de toezichthouder desgevraagd dat de heftruckchauffeur de kuikens controleert zodra hij een container richting aanvoerband transporteert en wanneer hij veel rugliggers tegenkomt een rondje loopt om de kuikens te controleren. De dieren hadden bij aankomst specifieke welzijnsbehoefte maar hun welzijn werd niet beoordeeld en er werden geen maatregelen genomen om in die behoeften te voorzien, aldus de toezichthouder.
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. Uit het rapport blijkt dat de toezichthouder rugliggingen en vleugelbeknellingen constateert bij kuikens die zich vooraan in de lade, in het volle zicht bevonden, zodat mag worden aangenomen dat deze ook bij een controle door eiseres zichtbaar hadden kunnen zijn. Uit hetgeen de toezichthouder heeft geconstateerd over de welzijnslijst kan worden afgeleid dat wél een controle op het welzijn van de kuikens heeft plaatsgevonden maar dat eiseres kennelijk daarbij niet de door de toezichthouder waargenomen rugliggingen en vleugelbeknellingen heeft geconstateerd en/of verholpen. Dit maakt dat de vormen van pijn, spanning of lijden die de rugliggingen en vleugelbeknellingen veroorzaken, vermijdbaar moeten worden geacht.
Boetezaak 201603567
8.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 28 oktober 2016 aan eiseres één boete opgelegd van € 1.500 voor twee feiten. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar hiertegen deels gegrond verklaard en één van de feiten laten vervallen. In het bestreden besluit is de boete van € 1.500 gehandhaafd voor het volgende feit:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
8.2.
Eiseres voert aan dat de toezichthouder niet heeft vastgesteld dat geen welzijnscontrole heeft plaatsgevonden. Hij heeft dit niet in de administratie van eiseres gecontroleerd. Voorts is met de opmerking van de heer [naam] nog niet uitgesloten dat een welzijnscontrole door een andere medewerker heeft plaatsgevonden. Bovendien kan het zo zijn dat de beknellingen bij een uitgevoerde controle niet zichtbaar waren, aldus eiseres.
8.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 125128/93920) dat hij op de aanvoerband naar de kantelaar een container zag met daarin een kuiken dat met de snavel beklemd was en een container zag met een kuiken dat met de vleugel beklemd was. In de kantelaar die op het punt stond gekanteld te worden zag de toezichthouder ook een beklemd kuiken. Doordat de container gekanteld werd en het levende kuiken met zijn volle gewicht aan de beknelde vleugel hing raakte het kuiken los en viel het vanuit de container op de aanvoerband. Direct daarna vertelde de toezichthouder aan de heer [naam] dat er nog twee kuikens bekneld zaten, die deze op aanwijzing van de toezichthouder heeft losgemaakt. De heer [naam] heeft (na cautie) onder meer verklaard dat ze nauwelijks tijd hebben om de containers goed te controleren en dat hij toegeeft deze containers niet te hebben geïnspecteerd of er beklemmingen aanwezig waren, aldus het rapport.
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. De toezichthouder heeft meerdere beknelde kuikens gezien op de aanvoerband naar de kantelaar en één kuiken dat bekneld zat op het moment dat de container gekanteld werd. Zoals eiseres ter zitting ook heeft gesteld, dient de welzijnscontrole (in elk geval) vóór het kantelen te worden uitgevoerd om te voorkomen dat kuikens op het moment van kantelen aan een vleugel komen te hangen. Nu de toezichthouder heeft geconstateerd dat een bekneld kuiken werd gekanteld, staat voldoende vast dat eiseres geen controle heeft uitgevoerd op het welzijn van dit kuiken, dan wel dat deze controle onvoldoende was, dan wel dat eiseres daarop niet tijdig heeft ingegrepen. In alle gevallen maakt dit dat de daardoor veroorzaakte pijn, spanning of het lijden vermijdbaar moet worden geacht. Dit is, los van de overige geconstateerde beklemmingen, reeds voldoende om de overtreding vast te stellen.
De boete inzake kuikens die onder en bij de carrousel liepen (boetezaak 201605001)
9.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 25 november 2016 aan eiseres één boete opgelegd van € 1.500 voor de volgende twee feiten:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
  • De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren geen tekenen van vermijdbare pijn, angst, of abnormaal gedrag vertonen. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen dit primaire besluit deels gegrond verklaard omdat de hierboven genoemde feiten als één feit moeten worden aangemerkt. Het boetebedrag is in het bestreden besluit gelijk gebleven, omdat in het primaire besluit al vanwege de samenhang tussen de feiten slechts één boete is opgelegd.
9.2.
Eiseres voert aan dat feitelijk is vastgesteld dat kuikens onder de carrousel zaten of liepen, maar dat er geen specifieke normen bestaan voor het terughangen van kuikens onder de carrousel. Bij eiseres is rond de carrousel een hekwerk geplaatst zodat ontsnapte kuikens in een afgesloten ruimte worden opgevangen en ieder kwartier of vaker worden de kuikens gevangen en teruggeplaatst in de carrousel (werkinstructie [kenmerk] ). Het is procesmatig onmogelijk om onder de carrousel aanwezige dieren steeds onmiddellijk te vangen en terug te plaatsen; het is niet vermijdbaar dat de dieren daar ten hoogste 15 minuten lopen of zitten. Door verweerder is niet feitelijk vastgesteld dat deze praktijk in strijd is met de geldende voorschriften of samenhangen met het niet optimaal toepassen van geoorloofde methoden. De bewering van de toezichthouder dat de kuikens vanwege lawaai tijdens het kantelen, de ongewone geluiden en het lopen van de band angstig worden, is geen feitelijke vaststelling maar een aanname. Voorts kan uit de bewoordingen in het rapport niet worden afgeleid dat feitelijk door de toezichthouder is vastgesteld dat kuikens nat geworden zijn door het waterbad en dat dit het welzijn van de kuikens aantastte. Uit het enkele feit dat dieren onder de carrousel liepen of zaten volgt zonder verdere waarnemingen niet dat de kuikens tekenen van pijn, angst of abnormaal gedrag vertoonden, aldus eiseres.
9.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 125879/95340) dat hij onder de carrousel (waar kuikens opgehangen worden) drie kuikens zag lopen. Na tien minuten zag hij bij de carrousel weer drie vleeskuikens lopen en ongeveer een uur later zag hij twee kuikens onder de carrousel staan. De kuikens stonden in elkaar gedoken. Volgens de toezichthouder worden de kuikens angstig vanwege het lawaai tijdens het kantelen, de ongewone geluiden en het lopen van de band en worden ze bovendien nat door waterspetters van het waterbad. In zijn hoedanigheid als dierenarts constateert de toezichthouder dat deze kuikens in hun welzijn waren geschaad. Na enkele minuten zag de toezichthouder weer twee kuikens bij de carrousel en ongeveer een uur later zag hij opnieuw vleeskuikens onder de carrousel lopen. In het verdere verloop van de dag zag de toezichthouder telkens één of meerdere kuikens onder de carrousel zitten of lopen. De toezichthouder heeft dit enkele malen besproken met de chef ontvangst en met de vervangend chef ontvangst maar ondanks de mondelinge waarschuwingen werden de kuikens niet direct gevangen en niet direct teruggeplaatst in de carrousel, aldus de toezichthouder. De toezichthouder concludeert in het rapport dat pluimvee tijdens het bedwelmingsproces onvoldoende beschermd werd tegen iedere vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden omdat hij onder en bij de carrousel loslopende of zittende kuikens zag die uit de carrousel waren gevallen en zichtbaar angstig waren en eiseres deze kuikens niet zo snel mogelijk terugplaatste.
9.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. De toezichthouder beschrijft vanuit zijn deskundigheid als dierenarts dat de dieren in elkaar gedoken stonden, dat de dieren in zo’n situatie angstig worden en nat, dat de kuikens in hun welzijn waren geschaad en dat kuikens zichtbaar angstig waren. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Uit het rapport kan genoegzaam worden vastgesteld dat bij de kuikens sprake was van pijn, spanning, lijden, angst of abnormaal gedrag. Bovendien kan in dit geval worden aangenomen dat het vermijdbaar was, nu uit het rapport volgt dat eiseres meermaals is gewaarschuwd maar de kuikens vervolgens niet direct werden gevangen en teruggeplaatst. Dat eiseres stelt een eigen werkwijze te hebben waarbij iedere 15 minuten de loslopende kuikens worden gevangen, maakt nog niet dat het onvermijdbaar is dat kuikens gedurende 15 minuten pijn, spanning of lijden ondervinden. In dit geval is eiseres er meermaals op gewezen dat het welzijn van de kuikens in het geding was en had eiseres door daarop direct actie te ondernemen, verdere pijn, spanning of lijden kunnen vermijden, hetgeen zij niet heeft gedaan. Overigens merkt de rechtbank op dat eiseres haar stelling dat zij een vaste werkwijze heeft waarbij iedere 15 minuten de kuikens worden gevangen, niet nader heeft onderbouwd. Uit de overgelegde werkinstructies van eiseres (waaronder [kenmerk] ) kan dit niet worden afgeleid.
De boetes inzake levende kuikens die in de bak voor DOA’s lagen
10. Eiseres voert ten aanzien van de boetes voor levende kuikens in een DOA-bak aan dat de toezichthouder niet heeft vastgesteld dat het gebruik van opvangbakken bij de carrousel in strijd is met de geldende voorschriften of een geoorloofde methode is die niet optimaal wordt toegepast. In het productieproces moet voorkomen worden dat dood pluimvee wordt aangehangen; dit wordt uitgeselecteerd in een opvangbak (DOA-bak). Het is in de praktijk niet vermijdbaar dat schijndode dieren worden uitgeselecteerd; het productieproces is gericht op de consumentenvraag naar betaalbaar vlees en het is toegestaan en noodzakelijk om kuikens aan te hangen in een tempo van 2,36 kuikens per seconde.
10.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder eiseres het gebruik van opvangbakken bij de carrousel niet tegenwerpt. Ook is niet in geschil dat de DOA-bakken niet bedoeld zijn voor levende kuikens. Het gaat in deze zaken om gestelde overtredingen van artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009. De toets is dus of door het deponeren van een levend kuiken in een DOA-bak vermijdbare vormen van pijn, spanning of lijden niet zijn bespaard. De rechtbank acht aannemelijk dat, mede gezien de snelheid van het slachtproces, een medewerker die de kuikens aanhangt soms een kuiken als dood beoordeelt terwijl nadien blijkt dat dit kuiken nog leeft. In zoverre kan niet altijd vermijdbaar worden geacht dat een schijndood kuiken door de aanhanger opzij wordt gelegd. Het gaat echter om de omstandigheden nadien; of het kuiken vervolgens pijn, spanning of lijden ondervindt en of dit vermijdbaar moet worden geacht, door bijvoorbeeld de toestand van de opzij gelegde kuikens tijdig te controleren. Of van het voorgaande sprake is zal hierna per boetezaak, aan de hand van de beschrijvingen in het rapport van bevindingen worden beoordeeld.
Boetezaak 201607150
11.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 3 februari 2017 aan eiseres een boete opgelegd van € 2.500 voor het volgende feit:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen dit primaire besluit ongegrond verklaard.
11.2.
Eiseres voert aan dat de toezichthouder niet heeft vastgesteld dat het kuiken vermijdbaar te lang in de opvangbak heeft gelegen. Mogelijk is het dier eerst bij de inspectie door de toezichthouder tot leven gekomen zodat eiseres niet kan worden verweten dat zij niet eerder heeft ingegrepen. Voorts houdt de verklaring van medewerker [naam] geen erkenning van de overtreding in, aldus eiseres.
11.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 129814/97576) dat hij bij de carrousel waar de kuikens levend worden aangehangen plastic opvangbakken zag staan waarin DOA’s gegooid worden. Hij zag dat één ton nagenoeg tot aan de rand gevuld was met DOA’s. De toezichthouder zag echter dat de inhoud van de ton bewoog en bij nadere inspectie zag hij dat de bovenste dode kuikens zachtjes op en neer bewogen. In opdracht van de toezichthouder haalde een medewerker de dode kuikens uit de ton en haalde hij het achtste kuiken er levend uit. De toezichthouder constateert dat dit kuiken nog duidelijke tekenen van leven vertoonde, waaronder ritmische ademhaling en vleugel- en pootbewegingen. Dit kuiken had levend bedolven gelegen onder zeven dode kuikens in de ton en hierdoor is het niet iedere vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden bespaard gebleven, aldus de toezichthouder. Volgens het rapport gaf de heer [naam] (na cautie) tegenover de toezichthouder aan het in het vervolg beter in de gaten te zullen houden.
11.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. Voorstelbaar en ook voldoende aannemelijk is, met de beschrijvingen in het rapport van bevindingen, dat het kuiken dat bedolven lag onder zeven andere kuikens in de ton, pijn, spanning of lijden heeft ondervonden. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat de DOA-bakken regelmatig worden gecontroleerd en dat als een levend dier wordt aangetroffen nekdislocatie plaatsvindt en het wordt afgevoerd. In dit geval is gesteld noch gebleken dat voorafgaand aan de inspectie door de toezichthouder een controle van de DOA-bak is verricht door een medewerker van eiseres. De ton was volgens het rapport nagenoeg tot aan de rand gevuld en na het levende kuiken zijn er nog ongeveer zeven dode kuikens in de bak terecht gekomen. Dit aantal had voorkomen kunnen worden door een tijdige controle van de DOA-bak. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat gezien haar proces onmogelijk is of dat dit in haar geval niet kan worden verlangd. Daar komt bij dat de toezichthouder de DOA-bak nader is gaan inspecteren omdat hij zag dat de inhoud van de ton bewoog en niet is gebleken dat dit niet ook door een medewerker van eiseres had kunnen worden opgemerkt. Gelet op het voorgaande moeten de vormen van pijn, spanning of lijden die het levende kuiken in de DOA-bak ondervond, vermijdbaar worden geacht.
Boetezaak 201607048
12.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 20 januari 2017 aan eiseres een boete opgelegd van € 2.500 voor het volgende feit:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen dit primaire besluit ongegrond verklaard.
12.2.
Eiseres voert aan dat uit het primaire en bestreden besluit niet blijkt waarop de boete ziet. Indien het ziet op het uitselecteren van een levend dier dan is dat onterecht omdat onvermijdbaar is dat schijndode dieren worden uitgeselecteerd en de toezichthouder niet heeft vastgesteld dat het kuiken bij selectie geen tekenen van schijndood vertoonde. Indien de boete ziet op het niet tijdig terugselecteren van het levende kuiken wordt dit niet door het rapport van bevindingen onderbouwd. Geconstateerd is dat het kuiken met de kop over de rand hing, wat geen teken van leven is, en eerst bij nadere inspectie zijn tekenen van leven vastgesteld. Mogelijk is het dier eerst bij nadere inspectie tot leven gekomen zodat eiseres niet kan worden verweten niet eerder te hebben ingegrepen. Voorts houdt de verklaring van medewerker [naam] geen erkenning van de overtreding in, aldus eiseres.
12.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 129977/97662) dat hij bij de carrousel waar kuikens levend aangehangen worden, plastic opvangbakken zag staan waarin de DOA’s worden gegooid. Hij zag dat één ton tot aan de rand was gevuld met DOA’s en dat het bovenste kuiken zodanig in de ton was beland dat de kop over de rand naar beneden hing. Bij nadere inspectie zag de toezichthouder dat het kuiken nog bewoog; er was een duidelijke ademhaling te zien en het kuiken bewoog de poten en probeerde de kop op te heffen, aldus de toezichthouder
12.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het rapport van bevindingen onvoldoende worden afgeleid dat eiseres de overtreding heeft begaan. Weliswaar hoorde het levende kuiken niet in de DOA-bak, maar voor een vaststelling van de overtreding moet aannemelijk zijn dat sprake was van vormen van pijn, spanning of lijden en dat die vermeden had kunnen worden. In dit geval ontbreekt in het rapport een beschrijving ten aanzien van het eerste punt, zodat niet kan worden vastgesteld dat het betreffende kuiken pijn, spanning of lijden ondervond doordat het in de DOA-bak lag.
De boetes inzake kuikens in containers die tekenen van hittestress vertoonden
13. Eiseres voert aan dat symptomen van hittestress bij pluimvee zijn: verminderde activiteit, vleugels wijd, bek open, lagere voeropname, hogere ademhalingsfrequentie en hogere wateropname. Tot hittestress kan slechts geconcludeerd worden als een groot aantal dieren de hieraan verbonden symptomen vertonen. Bovendien is hittestress een natuurlijke reactie van pluimvee op blootstelling aan hogere temperaturen en heeft het niets te maken met pijn, spanning of lijden. Aangezien pluimvee geen zweetklieren heeft geeft zij lichaamswarmte af via een verhoogde ademhalingsfrequentie en open bek. Tijdelijke hittestress tast het welzijn van pluimvee niet aan en verweerder heeft op geen enkel wijze onderbouwd dat de kuikens zijn blootgesteld aan omstandigheden die kuikens niet natuurlijk konden reguleren. Voorts is hittestress niet bewezen nu in de rapporten van bevindingen geen berekening van de Temperature Humidity Index (THI) is gemaakt, aldus eiseres.
13.1.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) - onder meer de uitspraak van 14 augustus 2015, ECLI:NL:CBB:2015:300 - een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de bevindingen in een controlerapport, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde controleur en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Het ligt dan op de weg van degene bij wiens bedrijf de controle is verricht om aannemelijk te maken dat de bevindingen niettemin onjuist zijn. Ten aanzien van de aanwezigheid van (symptomen van) hittestress, is van belang wat de toezichthouder hierover in de rapporten van bevindingen heeft neergelegd. Daarbij zij opgemerkt dat in beginsel van de deskundigheid van de toezichthouder als dierenarts mag worden uitgegaan. Daarnaast is in deze zaken niet expliciet een boete opgelegd voor de aanwezigheid van hittestress bij kuikens, maar voor het niet besparen van vermijdbare pijn, spanning of lijden en het niet nemen van maatregelen om de dieren fysiek comfort en bescherming te bieden in adequate thermische omstandigheden. Dit is dan ook het toetsingskader in deze zaken. Daarvoor is niet noodzakelijk dat alle kuikens alle door eiseres genoemde symptomen van hittestress vertonen.
Boetezaak 201605363
14.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 25 november 2016 aan eiseres één boete opgelegd van € 2.500 voor de volgende twee feiten:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
  • De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren fysiek comfort en fysieke bescherming wordt geboden in een omgeving met adequate thermische omstandigheden. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen dit primaire besluit deels gegrond verklaard, omdat de hierboven genoemde feiten als één feit moeten worden aangemerkt. Het boetebedrag is in het bestreden besluit gelijk gebleven, omdat in het primaire besluit al vanwege de samenhang tussen de feiten slechts één boete is opgelegd.
14.2.
Eiseres voert aan dat de feitenweergave in het rapport van bevindingen oppervlakkig is en in tegenspraak met de bij het rapport gevoegde foto’s. In het rapport worden de constateringen niet nader gekwantificeerd. Uit de foto’s blijkt bovendien dat een beperkt aantal dieren de kop naar buiten steekt en met een gesloten snavel, terwijl een symptoom van hittestress is dat de bek open staat. Voorts blijkt uit de foto’s dat ventilatoren zijn opgesteld, het schaduwkleed is opgerold en er voldoende ruimte is om windventilatie te garanderen. Op de dag van inspectie was de windsnelheid 24,1 km/u bij een maximale temperatuur van 24,8 ⁰C zodat voldoende windventilatie bij een niet te hoge temperatuur gewaarborgd was. Volstrekt onduidelijk is welke andere keuze eiseres volgens de toezichthouder had moeten maken, aldus eiseres.
14.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 127414/95647) dat hij buiten de aanvoerhal bij het afdak meerdere containers gevuld met levende kuikens zag die zo geplaatst waren dat ze in de volle zon stonden. Ook waren er meerdere containers met levende kuikens gestapeld neergezet waardoor er geen ventilatie mogelijk was voor de bovenste containers. Veel van de dieren die in deze containers zaten hadden hun kop naar buiten gestoken en zaten met de snavel naar adem te happen en hadden een versnelde ademhaling. In zijn hoedanigheid als dierenarts concludeert de toezichthouder dat de dieren last hadden van hittestress. Daaruit bleek dat eiseres in strijd handelde met artikel 3, eerste en tweede lid, van Verordening 1099/2009, aldus de toezichthouder.
14.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de bevindingen van de toezichthouder in het rapport te twijfelen. Uit de bij het rapport gevoegde foto’s blijkt ook dat kuikens de kop naar buiten staken en dat de containers in de volle zon stonden. Dat uit de foto’s niet tevens blijkt dat kuikens naar adem hapten is geen reden om aan de juistheid van de bevindingen van de toezichthouder te twijfelen. Daarbij verwijst de rechtbank naar de uitspraak van het CBb van 30 september 2010 (ECLI:NL:CBB:2010:BO4072) waarin is geoordeeld dat het ontbreken van foto’s bij een diergeneeskundige verklaring niet met zich brengt dat getwijfeld moet worden aan de juistheid van die verklaring. Een nadere kwantificering door de toezichthouder acht de rechtbank evenmin nodig. In het rapport is beschreven dat veel kuikens de symptomen hadden. Hoeveel kuikens precies last hadden van hittestress is niet relevant voor de beoordeling of dieren vermijdbare pijn, spanning of lijden is bespaard dan wel of voldoende maatregelen zijn genomen om dieren fysiek comfort en bescherming te bieden. Gelet op de beschreven symptomen en conclusie van hittestress door de toezichthoudend dierenarts, is voldoende aannemelijk dat sprake was van pijn, spanning of lijden bij kuikens in deze containers. Voorts blijkt genoegzaam dat dit vermijdbaar moet worden geacht, nu uit de beschrijving in het rapport en de foto’s blijkt dat de containers in de volle zon stonden en weliswaar uit de foto’s blijkt dat ventilatoren aanwezig waren maar dat de toezichthouder daarover opmerkt dat meerdere containers gestapeld waren neergezet waardoor er geen ventilatie mogelijk was voor de bovenste containers. Dat voor eiseres volstrekt onduidelijk is wat zij anders had kunnen doen om de dieren te beschermen of pijn, spanning of lijden te besparen, volgt de rechtbank dan ook niet. Uit het voorgaande volgt eveneens dat eiseres niet voldoende maatregelen heeft genomen om de dieren fysiek comfort en bescherming te bieden in adequate thermische omstandigheden.
Boetezaak 201605873
15.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 23 december 2016 aan eiseres één boete opgelegd van € 2.500 voor de volgende twee feiten:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
  • De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren fysiek comfort en fysieke bescherming wordt geboden in een omgeving met adequate thermische omstandigheden. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen dit primaire besluit deels gegrond verklaard, omdat de hierboven genoemde feiten als één feit moeten worden aangemerkt. Het boetebedrag is in het bestreden besluit gelijk gebleven, omdat in het primaire besluit al vanwege de samenhang tussen de feiten slechts één boete is opgelegd.
15.2.
Eiseres voert aan dat het onjuist en onmogelijk is om uit constateringen in de panklaarafdeling het vermoeden van hittestress in de aankomsthal te ontlenen. Verder blijkt uit de foto’s dat de kuikens de bek dicht hebben, terwijl een symptoom van hittestress een open bek is. De waarneming dat ze druk rondscharrelen, vocaliseren en staartwippen zijn onverenigbaar met het symptoom van verminderde activiteit bij hittestress. Voorts is bij hittestress symptomatisch dat warmteregulering door versnelde ademhaling zich voordoet bij alle kuikens en niet slechts bij de door de toezichthouder geconstateerde aantallen, aldus eiseres.
15.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 127887/96033) dat hij zich in de panklaarafdeling bevond en hem opviel bij de post mortem (PM) keuring dat de kuikens veel warmer aanvoelden dan normaal. Dit vormde voor de toezichthouder aanleiding om de kuikens in de aanvoer te inspecteren. Op de controlelijst zag de toezichthouder dat was aangegeven dat er geen sprake was van hittestress. In de aanvoerhal zag de toezichthouder twee stapels containers waar 13 kuikens hun kop uit de container staken, wat volgens de toezichthouder een teken van hittestress is. In de lades op ooghoogte zag de toezichthouder in elke lade zo’n zes kuikens hijgen en staartwippen, wat volgens de toezichthouder ook tekenen van hittestress zijn. Daarnaast stond in de aanvoerhal een container in de volle zon en vertoonden de kuikens daarin ook gedragingen die volgens de toezichthouder typerend zijn voor hittestress. Ze waren erg onrustig; dit uitte zich in druk rondscharrelen richting de achterzijde van de lades (hier was nog een strook schaduw van circa 40 centimeter breed) en veel vocalisatie, en ook vertoonden vijf van deze kuikens hijgen en staartwippen, aldus de toezichthouder.
15.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de bevindingen van de toezichthouder in het rapport te twijfelen. Uit de bij het rapport gevoegde foto’s blijkt ook dat kuikens de kop naar buiten staken en de bek open hadden. Dat andere kuikens de bek dicht hadden op de foto’s vormt geen reden om te twijfelen aan de constateringen van de toezichthouder. Zoals hiervoor is overwogen is voor de vaststelling van de overtreding niet noodzakelijk dat alle kuikens, alle door eiseres gestelde symptomen van hittestress vertonen. Voorts is de aanleiding voor de controle van de containers door de toezichthouder niet relevant; alleen de constateringen die nadien bij die controle zijn gedaan hebben aanleiding gevormd tot de vaststelling van de overtreding. Gelet op de beschrijvingen die de toezichthouder in het rapport geeft van de kuikens, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat bij deze kuikens sprake was van pijn, spanning of lijden. Nu dit is gerelateerd aan hitte en bovendien is beschreven dat een container zich in de volle zon bevond, moet dit vermijdbaar worden geacht en kan worden geconcludeerd dat eiseres niet voldoende maatregelen heeft genomen om de dieren fysiek comfort en bescherming te bieden in adequate thermische omstandigheden.
De boetes inzake kuikens die door de wasstraat voor containers zijn gegaan
16. Eiseres voert ten aanzien van de boetezaken over kuikens in de voorwasser aan dat volgens de werkinstructie van eiseres het kan voorkomen dat kuikens door de voorwasser gaan. In de werkinstructies is beschreven dat kuikens die in de containers blijven zitten na het voorwassen, verwijderd moeten worden en op de carrousel gebracht of aangehangen moeten worden. Daarmee voldoet eiseres aan het voorkomen van vermijdbare pijn, spanning of lijden. Verweerder miskent dat het incidenteel achterblijven van kuikens in de voorwasinstallatie niet te vermijden en dus ook niet verwijtbaar is. Er is een automatische verificatie met een elektronisch oog en er is een persoon die de controle uitvoert; verweerder onderbouwt niet waarom het desondanks vermijdbaar is geweest, aldus eiseres.
16.1.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat in de eigen werkinstructies van eiseres (die de NVWA heeft gezien en gestempeld) ervan wordt uitgegaan dat het kan voorkomen dat kuikens door de voorwasser gaan, nog niet betekent dat verweerder eiseres nimmer kan verwijten dat het vermijdbaar is dat een kuiken door de voorwasser gaat. Het uitgangspunt is dat moet worden voorkomen dat kuikens door de voorwasser gaan en dat hiervoor controles moeten worden uitgevoerd op de containers, zoals ook in de werkinstructies van eiseres is beschreven. Niet ondenkbaar is dat desondanks een kuiken door de voorwasser gaat, bijvoorbeeld doordat de controle niet juist is uitgevoerd. Dat de werkinstructies van eiseres beschrijven hoe dan gehandeld moet worden, maakt evenwel niet dat eiseres überhaupt niet kan worden verweten dat het kuiken door de voorwasser is geweest. In elke boetezaak afzonderlijk zal moeten worden vastgesteld of het vermijdbaar is geweest. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat gelet op het hiervoor genoemde uitgangspunt in beginsel ervan mag worden uitgegaan dat vermijdbaar was dat een kuiken door de voorwasser is gegaan indien de controle afdoende zou zijn verricht, zodat het met name aan eiseres zal zijn om nader te onderbouwen waarom het in dat geval voor haar toch niet vermijdbaar was.
Boetezaak 201605000
17.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 25 november 2016 aan eiseres één boete opgelegd van € 2.500 voor drie feiten. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar hiertegen deels gegrond verklaard en twee feiten laten vervallen. In het bestreden besluit is de boete van € 2.500 gehandhaafd voor het volgende feit:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
17.2.
Eiseres voert aan dat in het rapport van bevindingen niet is vastgesteld dat eiseres de geldende voorschriften heeft overtreden of geoorloofde methoden niet optimaal heeft toegepast. Wat betreft de constatering dat water uit de snavel liep wijst eiseres op een verklaring van pluimveedierenarts [naam] van 10 april 2017 inhoudende dat niet, althans niet zonder meer, een oorzakelijk verband kan worden gelegd tussen deze waarneming en het overspoelen van het kuiken.
17.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 126609/94964) dat hij bij de voorwasser installatie zag dat uit een container die voorgespoeld werd, een nog levend kuiken viel ter hoogte van de derde lade en dat het dier werd overspoeld door een grote hoeveelheid spoelwater. Nadat de toezichthouder de heer [naam] heeft gewaarschuwd schakelde deze de installatie uit en werd het nog levende dier verwijderd. De toezichthouder zag toen het dier werd weggebracht dat er water uit de snavel liep, aldus de toezichthouder.
17.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. Uit het rapport blijkt dat een levend kuiken in een container door de voorwasser is gegaan en overspoeld werd met water. Reeds hiermee is voldoende aannemelijk dat een kuiken pijn, spanning of lijden heeft ondervonden. De waarneming van de toezichthouder dat water uit de snavel liep, is daarvoor niet van belang. Zoals hiervoor onder 16.1 is overwogen, gaat de rechtbank er in beginsel van uit dat vermijdbaar was dat het kuiken door de voorwasser is gegaan. Eiseres heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat pijn, spanning of lijden in dit geval niet vermijdbaar was.
Boetezaak 201605888
18.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 25 november 2016 aan eiseres één boete opgelegd van € 2.500 voor drie feiten. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar hiertegen deels gegrond verklaard omdat twee feiten als één feit moeten worden aangemerkt en het andere feit vervalt. Omdat in het primaire besluit al vanwege de samenhang tussen de drie feiten slechts één boete is opgelegd, handhaaft verweerder in het bestreden besluit het boetebedrag en legt daaraan de volgende feiten, die samen als één feit worden aangemerkt, ten grondslag:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
  • De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren geen tekenen van vermijdbare pijn, angst, of abnormaal gedrag vertonen. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
18.2.
Eiseres voert aan dat het rapport van bevindingen inconsistent is. De toezichthouder beweert dat hij zag dat drie levende kuikens achterbleven in de container, dat dit niet was opgemerkt, dat de container naar de krattenwasmachine werd geleid en dat na het reinigen in de wasmachine er nog drie kletsnatte dieren aanwezig waren. Dit strookt niet met zijn feitelijke relaas dat een medewerker drie levende kuikens uit een lade van de voorgewassen container haalde en dat deze kletsnat waren. Bovendien houdt de verklaring van de heer [naam] geen erkenning van de overtreding in, aldus eiseres.
18.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 128067/96382) dat hij zag dat een medewerker een trapje opklom bij de voorwasser en drie levende kuikens uit een lade van de container haalde die kletsnat waren. Volgens de toezichthouder was de medewerker een Pool die geen Engels of Nederlands sprak. De toezichthouder sprak later de medewerker die normaal bij de kantelaar staat en hij vertelde dat hij de Poolse medewerker duidelijk geïnstrueerd had om goed op te letten of er nog kuikens achterblijven na het kantelen maar dat hij moest toegeven dat de Poolse medewerker niet goed opgelet had. De toezichthouder concludeert in het rapport dat na het lossen van de containers drie levende kuikens achterbleven in de container, dat dit in beginsel niet was opgemerkt door het personeel, dat de container naar de krattenwasmachine werd geleid en dat na het reinigen van de container in de wasmachine er nog drie kletsnatte, in elkaar gedoken kuikens aanwezig waren in de container. Na cautie heeft de heer [naam] tegenover de toezichthouder verklaard dat duidelijk is dat de medewerker onvoldoende heeft opgelet of zich nog kuikens in de container bevonden voordat deze in de voorwasser ging, aldus het rapport.
18.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. Uit het rapport blijkt genoegzaam dat drie levende kuikens door de voorwasser zijn gegaan en kletsnat zijn geworden. Dat sprake is van inconsistenties in het rapport volgt de rechtbank niet. De toezichthouder beschrijft op pagina 1 in het rapport dat hij zag dat drie kuikens kletsnat uit een container werden gehaald die door de voorwasser was geweest. Hetgeen de toezichthouder daarna op pagina 2 beschrijft, is daarmee niet in strijd. Overigens leest de rechtbank de eerste alinea van pagina 2 van het rapport aldus dat de toezichthouder daarmee heeft willen beschrijven hoe het volgens hem gebeurd moet zijn en niet zozeer dat dit allemaal feitelijke waarnemingen van de toezichthouder zijn geweest. Maar wat hier ook van zij, op basis van de beschrijvingen in het rapport kan worden vastgesteld dat drie kuikens door de voorwasser zijn gegaan en het is voldoende aannemelijk dat de kuikens daardoor pijn, spanning of lijden hebben ondervonden. Gelet op het onder 16.1 weergegeven uitgangspunt en nu niet is gebleken dat de kuikens niet tijdig opgemerkt hadden kunnen worden, moet het vermijdbaar worden geacht dat de kuikens pijn, spanning of lijden hebben ondervonden.
Boetezaak 201605958
19.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 25 november 2017 aan eiseres één boete opgelegd van € 2.500 voor drie feiten. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar hiertegen deels gegrond verklaard omdat twee feiten als één feit moeten worden aangemerkt en het andere feit vervalt. Omdat in het primaire besluit al vanwege de samenhang tussen de drie feiten slechts één boete is opgelegd, handhaaft verweerder in het bestreden besluit het boetebedrag en legt daaraan de volgende feiten, die samen als één feit worden aangemerkt, ten grondslag:
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
  • De bedrijfsexploitant heeft niet de noodzakelijke maatregelen genomen om te waarborgen dat dieren beschermd zijn tegen letsel. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, tweede lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
19.2.
Eiseres voert aan dat de enkele waarneming van een nat kuiken op een pallet bij de hoofdwasser geen overtreding oplevert. Wat de toezichthouder verder relateert in het rapport van bevindingen berust op veronderstellingen, interpretaties en oncontroleerbare communicatie. De toezichthouder stelt dat een medewerker bevestigend knikte op zijn vraag of het kuiken uit de voorwasser kwam, wat open laat dat de medewerker hem niet begrepen of verstaan heeft (eiseres heeft veel Poolse medewerkers in dienst die de Nederlandse taal niet machtig zijn). Ook heeft de medewerker geen cautie gekregen. Dat het kuiken niet direct naar de carrousel is teruggebracht, is een verzinsel. De toezichthouder heeft een nat kuiken gezien dat op dat moment werd opgepakt door een medewerker; hij heeft feitelijk niet gezien dat daarmee sprake was van het niet direct terugbrengen naar de carrousel. Voorts houdt de verklaring van medewerker [naam] geen erkenning van de overtreding in, aldus eiseres.
19.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 128275/96437) dat hij een medewerker met de hogedrukspuit de containers zag schoonspuiten voordat ze de hoofdwasser ingingen en dat een kletsnat kuiken op de pallet bij de hoofdwasser stond naast een andere medewerker die het kuiken oppakte. Op de vraag van de toezichthouder of het kuiken uit de voorwasser kwam, knikte de medewerker bevestigend. De toezichthouder concludeert dat na het kantelen van de container één levend kuiken is achtergebleven in de container, dat dit niet is opgemerkt door de automatische detectie noch door de medewerker die standaard bij het kantelen staat ter controle. De container is naar de voorwasser geleid en zodra de container uit de voorwasser komt, wordt deze natgespoten terwijl de kleppen openstaan. Het achtergebleven kuiken is tijdens het naspuiten uit de container op de pallet gevallen en de medewerker heeft het kuiken toen niet direct teruggebracht naar de carrousel. Toen de medewerker de toezichthouder zag wilde hij het kletsnatte kuiken naar de carrousel brengen, aldus de toezichthouder. Na cautie heeft medewerker [naam] tegenover de toezichthouder verklaard dat hij er niets van snapt en dat hij zijn medewerkers duidelijk heeft geïnstrueerd dat ze na het kantelen de containers grondig moeten controleren of er nog kuikens achtergebleven zijn, aldus het rapport.
19.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. Op basis van het rapport van bevindingen is voldoende aannemelijk dat een kuiken door de voorwasser is gegaan. Dat de toezichthouder niet zelf feitelijk heeft waargenomen dat het kuiken door de voorwasser is gegaan, is in dit geval niet noodzakelijk voor het vaststellen van de overtreding. Waargenomen is dat een kuiken zich bij de hoofdwasser bevond, dat een medewerker daar bezig was containers schoon te spuiten en dat het kuiken nat was. Voorts beschrijft de toezichthouder hoe dit volgens hem moet zijn gebeurd. Deze beschrijving acht de rechtbank aannemelijk en gesteld noch gebleken is dat het kuiken op een andere wijze nat kan zijn geworden en op die plek terecht kan zijn gekomen. Wat er ook zij van het bevestigend knikken door een medewerker op een vraag van de toezichthouder, reeds gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk dat een kuiken door de voorwasser is gegaan en nat is geworden en dat het daardoor pijn, spanning of lijden heeft ondervonden. Bovendien moet dit vermijdbaar worden geacht, gelet op het uitgangspunt zoals overwogen onder 16.1 en nu eiseres geen omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken. Aannemelijk is dat het kuiken niet is opgemerkt voordat het in een container door de voorwasser ging en dat het ook nadien niet direct is opgemerkt, althans dat niet direct is ingegrepen. Daarmee staat in voldoende mate vast dat eiseres artikel 3, eerste lid, in samenhang gelezen met het tweede lid, heeft overtreden.
Boetezaak 201607047
20.1.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 13 januari 2017 aan eiseres één boete opgelegd van € 2.500 voor de volgende feiten:
  • De bedrijfsexploitant heeft het doden van dieren niet uitgevoerd overeenkomstig de standaardwerkwijzen om te waarborgen dat het doden en de daarmee verband houdende activiteiten overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 plaatsvinden. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 6, eerste en tweede lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
  • Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten werd er niet voor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden werd bespaard. Volgens verweerder heeft eiseres daarmee artikel 3, eerste lid, van Verordening 1099/2009 overtreden.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar tegen dit primaire besluit deels gegrond verklaard, omdat de hierboven genoemde feiten als één feit moeten worden aangemerkt. Het boetebedrag is in het bestreden besluit gelijk gebleven, omdat in het primaire besluit al vanwege de samenhang tussen de feiten slechts één boete is opgelegd.
20.2.
Eiseres voert aan dat de bewering van de toezichthouder dat de standaardwerkwijzen van eiseres niet zijn nageleefd, feitelijke grondslag mist. De feitelijke constateringen van de toezichthouder sporen met de bedrijfsmatige realiteit dat na het kantelen achterblijvende levende kuikens niet in de zeeftrommel belanden maar na het voorwassen veilig kunnen worden verwijderd uit de containers en slechts dode of zo goed als dode kuikens in de zeeftrommel terecht kunnen komen. Dat is niet te vermijden en daarmee ook niet te verwijten, aldus eiseres.
20.3.
De toezichthouder beschrijft in het rapport van bevindingen (kenmerk 129816/97521) dat hij zag dat in een container die net uit de wasstraat was gekomen nog een levend kuiken in de onderste lade zat en dat een medewerker met een hogedrukspuit op het kuiken aan het spuiten was waardoor deze helemaal in de hoek gedrukt werd. De toezichthouder sprak de medewerker aan die daarop aangaf het kuiken niet te hebben gezien. Ook zag de toezichthouder ten minste één kuiken in de zeeftrommel onder de voorwasser waarop de toezichthouder aangaf dat de voorwasser stil moest worden gelegd. Toen de trommel stil stond zag de toezichthouder dat er drie kuikens in zaten, dat ze kletsnat waren, kapotte / gebroken snavels hadden, ernstige verwondingen aan de huid op meerdere plaatsen hadden en dat de huid rondom de ogen zeer dik was opgezwollen en rood verkleurd. Bij klinisch onderzoek voelde de toezichthouder bij twee kuikens botbreuken in de vleugels en bij één kuiken een breuk in de linkerpoot. Rondom deze breuken waren (kleine) bloedingen aanwezig. Omdat de toezichthouder het vermoeden had dat de kuikens levend de voorwasser in zijn gegaan heeft hij bij deze drie kuikens sectie verricht. De toezichthouder concludeert in zijn hoedanigheid als dierenarts met grote zekerheid dat ten minste één van deze kuikens levend de voorwasser is ingegaan. Het bloederig waterig vocht in de buikholte is hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit een van de luchtzakken; dit is daar tijdens leven ingekomen door verslikking. De nog traag contraherende hartspier gaf aan dat het dier nog maar enkele ogenblikken dood was, aldus de toezichthouder.
20.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres de overtreding heeft begaan. Uit het rapport blijkt dat zich een levend kuiken in een container bevond die door de wasstraat was gegaan en dat dit kuiken werd bespoten door een medewerker. Daarnaast kan, uitgaande van de deskundigheid van de toezichthoudend dierenarts, uit de uitgebreide beschrijvingen van zijn bevindingen ten aanzien van de kuikens in de zeeftrommel, genoegzaam worden afgeleid dat een kuiken levend door de voorwasser is gegaan. Wat er ook zij van de stelling van eiseres dat levende kuikens niet in de zeeftrommel terecht kunnen komen, gelet op het voorgaande staat voldoende vast dat levende kuikens door de voorwasser zijn gegaan. Gelet op de beschrijving dat een kuiken werd natgespoten en gelet op de beschreven verwondingen bij een kuiken uit de zeeftrommel, staat bovendien vast dat dit pijn, spanning of lijden bij de betreffende kuikens heeft veroorzaakt. Bij een afdoende controle van de containers voorafgaand aan de voorwasser (een controle die ook in de werkinstructies van eiseres is neergelegd) hadden de kuikens kunnen worden opgemerkt en uit de containers kunnen worden verwijderd zodat hun pijn, spanning of lijden in de voorwasser had kunnen worden bespaard. Eiseres heeft geen omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan het in dit geval onvermijdelijk was dat deze kuikens door de voorwasser zijn gegaan.
Conclusie
21. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in boetezaak 201607048 ten onrechte vastgesteld dat sprake is van een overtreding en dus ten onrechte een boete opgelegd. In de overige boetezaken heeft verweerder wél terecht een overtreding vastgesteld en verweerder is bevoegd in die zaken een boete op te leggen.
22. Eiseres voert aan dat verweerder bij de hoogte van de opgelegde boetes geen rekening heeft gehouden met de volgende omstandigheden. Eiseres ondervindt geen economisch voordeel van de gestelde overtredingen. Daarnaast wordt eiseres, gezien het lik-op-stuk beleid van verweerder financieel en in haar bedrijfsvoering zwaar belast door het moeten voeren van veel bezwaar- en beroepsprocedures. Ook staat de opeenstapeling van boetebesluiten in geen verhouding tot de financiële positie van het bedrijf, aldus eiseres.
22.1.
De rechtbank overweegt dat de wetgever reeds een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het met de Wet dieren en Verordening 1099/2009 gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop. De hoogte van de boetes als hier aan de orde acht de rechtbank als zodanig niet onredelijk. Voorts heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan verweerder in dit geval de boetebedragen had dienen te matigen. Dat eiseres financiële gevolgen ondervindt, is geen reden om de boetes te matigen. Bovendien is niet gebleken dat eiseres door de hoeveelheid aan opgelegde boetes in financiële problemen is gekomen.
23. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de boetes in boetezaken 201603103, 201605241, 201605316, 201603567, 201605001, 201607150, 201605363, 201605873, 201605000, 20165888, 201605958 en 201607047 terecht heeft opgelegd en dat het bestreden besluit ten aanzien van die zaken in stand blijft. In boetezaak 201607048 heeft verweerder echter ten onrechte een boete opgelegd, zodat het bestreden besluit op dat punt wordt vernietigd en het beroep daarom gegrond wordt verklaard. De rechtbank ziet aanleiding om in boetezaak 201607048 zelf in de zaak te voorzien in die zin dat het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond wordt verklaard en het primaire besluit wordt herroepen. Dit betekent dat die boete vervalt.
24. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
25. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten vast aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Naar het oordeel van de rechtbank leidt toepassing van de in het Bpb zuiver forfaitair bepaalde vergoeding tot een dermate disproportionele vergoeding dat er aanleiding bestaat om deze vergoeding op grond van artikel 2, derde lid, van het Bpb te matigen. Daartoe is van belang dat dit beroep en de beroepen ROT 17/4424, ROT 18/3138, ROT 18/3139, ROT 18/3140, ROT 18/3141, ROT 18/3142, ROT 18/3143, ROT 18/3144, ROT 18/3145 en ROT 18/3146, weliswaar niet als samenhangende zaken in de zin van het Bpb kunnen worden aangemerkt, maar wel op onderdelen enige samenhang vertonen ten aanzien van het soort overtreding en een aantal algemene beroepsgronden. Daarnaast zijn al deze beroepen tegelijk op dezelfde zitting behandeld. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de forfaitaire toe te kennen vergoeding te halveren. Voor de vaststelling van het forfaitaire bedrag wordt 1 punt toegekend voor de aanvulling van het beroep bij brief van 28 juni 2018 en 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 8 augustus 2018, met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1. Na halvering van dit bedrag komen de te vergoeden kosten voor de rechtsbijstandverlening in dit inhoudelijke deel van het beroep op € 501,-. Ten aanzien van de reiskosten van de directeur van eiseres naar de zitting van 8 augustus 2018 overweegt de rechtbank dat de hiervoor genoemde inhoudelijke beroepen op dezelfde zitting zijn behandeld en hij dus slechts één maal heeft moeten reizen voor de inhoudelijke behandeling van deze beroepen. De rechtbank zal de te vergoeden reiskosten (€ 50,60) dan ook gelijkelijk verdelen over de negen van de hiervoor genoemde beroepen die gegrond zijn verklaard, wat neerkomt op € 5,62 per zaak. Daarmee komen de totale door verweerder te vergoeden proceskosten in dit beroep op € 506,62.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op boetezaak 201607048;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit, hetgeen in dit geval inhoudt dat het primaire besluit van 20 januari 2017 in boetezaak 201607048 wordt herroepen;
  • laat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de overige boetezaken in stand;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 333,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 506,62.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.