In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschap Makelaarskantoor Rijndelta B.V. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. Th.C. Visser, vorderde schadevergoeding van Rijndelta wegens onrechtmatige daad. De eiser stelde dat de oppervlakte van het door hem aangekochte appartement onjuist was vermeld in de verkoopbrochure, wat leidde tot schade. Rijndelta, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.W.N. Brand, voerde aan dat de vordering van de eiser verjaard was en dat de eiser niet tijdig had geklaagd over de vermeende gebreken, zoals vereist door artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank oordeelde dat de eiser zijn vordering baseerde op onrechtmatige daad en dat Rijndelta niet de zorgvuldigheid had betracht die van een redelijk handelend makelaar verwacht mocht worden. De rechtbank verwierp het verweer van Rijndelta dat de eiser zijn klachtplicht had geschonden, omdat niet was aangetoond dat Rijndelta in haar belangen was geschaad door het tijdsverloop. Ook het beroep op verjaring werd verworpen, omdat de vordering niet was verjaard. De rechtbank concludeerde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij schade had geleden als gevolg van de onjuiste oppervlakte vermelding, en wees de vordering van de eiser in al zijn onderdelen af. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van Rijndelta, die op € 3.712,00 werden begroot.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van makelaars bij het verstrekken van informatie over onroerend goed en de noodzaak voor kopers om tijdig te klagen over gebreken. De rechtbank bevestigde dat de zorgvuldigheidseisen voor makelaars hoog zijn, vooral als het gaat om essentiële kenmerken zoals de oppervlakte van een woning.