In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voormalig huisarts en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De huisarts had een boete van € 100.000,- opgelegd gekregen wegens overtredingen van artikel 35 en 36 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). De huisarts had declaraties ingediend voor avond-, nacht- en weekenddiensten (ANW-diensten), terwijl zijn praktijk was aangesloten bij een huisartsenpost voor spoedeisende zorg buiten kantooruren. De NZa had de boete verlaagd naar € 60.000,- na bezwaar van de huisarts, maar deze ging in beroep tegen het besluit van de NZa.
De rechtbank oordeelde dat de NZa ten onrechte geen rekening had gehouden met de gevolgen van de tuchtmaatregel tot doorhaling van de inschrijving van de huisarts in het BIG-register bij het vaststellen van de boetehoogte. De rechtbank matigde de boete met 25% tot € 45.000,-. De rechtbank verklaarde het beroep van de huisarts gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de NZa en herstelde de hoogte van de boete. Tevens werd de NZa veroordeeld in de proceskosten van de huisarts en het betaalde griffierecht. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorgaanbieders bij het declareren van zorg en de noodzaak om zich aan de geldende wet- en regelgeving te houden.