ECLI:NL:RBROT:2018:6344
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van maatschappelijke opvang op grond van de bed-bad-brood-regeling wegens onvoldoende medewerking aan beëindigingstraject
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens maatschappelijke opvang op grond van de bed-bad-brood-regeling (BBB) met ingang van 24 juli 2018 is beëindigd. De gemeente Rotterdam heeft dit besluit genomen omdat verzoeker niet voldoende meewerkte aan het BBB-begeleidingstraject, dat gericht is op het verkrijgen van een verblijfsstatus of terugkeer naar het land van herkomst. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 25 juli 2018 heeft verzoeker zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en een medewerker van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de gemeente Rotterdam een beleid voert dat alleen opvang biedt aan personen die actief meewerken aan het begeleidingstraject. Verzoeker heeft in het verleden een (tijdelijke) verblijfsvergunning gehad, maar deze is ingetrokken. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen juridisch perspectief is voor verzoeker, omdat hij niet meewerkt aan de terugkeer naar zijn land van herkomst.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente niet wettelijk verplicht is om basisvoorzieningen te verstrekken aan verzoeker, en dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn gezondheid in gevaar komt zonder opvang. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.