Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[Naam], te Rotterdam, verzoekster,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een woningsluiting. De burgemeester van Rotterdam had op 8 mei 2018 een last onder bestuursdwang opgelegd aan Stichting Havensteder, waarbij de woning aan [adres] voor een periode van zes maanden werd gesloten vanwege de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen en vuurwapenonderdelen. De verzoekster, die in de woning ingeschreven staat maar niet de huurder is, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen (218 gram) de gebruikershoeveelheid overschrijdt, wat betekent dat er sprake is van een handelshoeveelheid. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster, waaronder de stelling dat er geen sprake was van verdovende middelen, verworpen en geconcludeerd dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting van de woning heeft kunnen besluiten. De voorzieningenrechter heeft ook de belangenafweging tussen de openbare orde en de belangen van verzoekster en haar minderjarige zoon gemaakt, waarbij de openbare orde zwaarder heeft gewogen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven.