Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juli 2018 in de zaak tussen
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , te Naaldwijk, eisers,
Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster,
Procesverloop
Overwegingen
.
Het College volgt niet het standpunt van ACM en Vestia dat uit de Memorie van Toelichting bij de Warmtewet moet worden afgeleid dat de levering van het water via het Bronnet aan eisers niet als de levering van “warmte” in de zin van de Warmtewet kan worden aangemerkt. Appellanten hebben terecht naar voren gebracht dat de voornaamste doelstelling van de Warmtewet is gelegen in de bescherming van verbruikers zoals zijzelf, die voor hun warmtebehoefte geheel afhankelijk zijn van hun lokale warmteleverancier (Kamerstukken II 2002-2003, 29 048, nr. 3). Wat daarbij onder “warmte” dient te worden verstaan en tot wie die bescherming zich dus uitstrekt, heeft de wetgever in het kader van de formulering van de definitie van het begrip warmte uitdrukkelijk onder ogen gezien. Uit de hiervoor onder 3.3 geciteerde passages uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever er daarbij voor heeft gekozen om ook vormen van warmte met een lage temperatuur als hier aan de orde, onder de Warmtewet te laten vallen.Voor het standpunt van ACM dat niettemin toch een vereiste ten aanzien van de (minimum)temperatuur van de geleverde warmte zou gelden, omdat in de Memorie van Toelichting staat dat die warmte geschikt moet zijn voor huishoudelijke doeleinden, bieden de wet en de daarbij behorende parlementaire toelichting onvoldoende aanknopingspunten. Allereerst behoort de Memorie van Toelichting bij de voorgestelde wettekst zoals deze luidde nog voordat daarin een definitie van het begrip warmte was opgenomen. Daarnaast berust het standpunt van ACM voornamelijk op de toelichting bij een bepaling waarin, met het oog op de bescherming van de verbruikers, verplichtingen van de warmteleverancier zijn vastgelegd. In die context ligt het voor de hand om de geschiktheid voor huishoudelijke doeleinden vanuit het perspectief van de verbruikers te zien: de temperatuur van de geleverde warmte moet hoog genoeg zijn om in hun warmtebehoefte te voorzien. Deze grond slaagt.”
wanneereen verbruiker hierom heeft gevraagd
tenzijhet ter beschikking stellen technisch onmogelijk of financieel onredelijk is (artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Warmtewet). Vast staat dat eisers niet om een individuele meter hebben gevraagd. De rechtbank verwijst hiertoe naar het verslag van de hoorzitting van 16 november 2016, waarin de gemachtigde van eisers desgevraagd heeft verklaard dat niet is verzocht om plaatsing van een individuele meter, wat ter zitting is bevestigd. Daarnaast heeft Vestia zich op het standpunt gesteld dat het plaatsen van een GJ-meter vóór de warmtepomp op dit moment technisch onmogelijk is, omdat hiervoor geen geschikte meters bestaan, en financieel onhaalbaar is, omdat daarvoor een aanzienlijke bouwkundige ingreep nodig zou zijn. Bij gebreke van een individuele meter baseert de leverancier de kosten op individuele warmtekostenverdelers, tenzij dit niet kostenefficiënt is (artikel 8a, eerste lid, van de Warmtewet). Vestia heeft aangevoerd dat deze optie niet kostenefficiënt is, wat eisers niet gemotiveerd hebben betwist. Indien de leverancier de kosten niet op basis van één van de twee hiervoor genoemde methoden berekend, baseert hij de kosten op een voor alle verbruikers inzichtelijke kostenverdeelsystematiek (artikel 8a, tweede lid, van de Warmtewet) die uitgaat van een - binnen de technische en financiële mogelijkheden - zo nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijke verbruik van de individuele verbruiker. De door Vestia gehanteerde kostenverdeelsystematiek is gebaseerd op het vermogen van de waterpomp, dat weer samenhangt met de grootte en de ligging van de woning, uitgaande van een energetisch goed renderend systeem en aansluiting van alle woningen in het plangebied. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers onvoldoende onderbouwd dat deze kostenverdeelsystematiek ondeugdelijk is. Daarbij speelt mee dat eisers geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om Vestia op grond van artikel 8a, zesde lid, van de Warmtewet de gebruikte systematiek door een onafhankelijke deskundige te laten toetsen.