ECLI:NL:RBROT:2018:4962

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
17/4244
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete wegens overtredingen van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Minister voor Medische Zorg. De eiser, die niet aanwezig was op de zitting, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister waarin een boete van € 1.575,00 was opgelegd wegens twee overtredingen van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. De overtredingen waren vastgesteld door een inspecteur van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) tijdens een inspectie op 12 februari 2017. Het rapport van de inspecteur vermeldde dat de bedrijfsruimten en apparatuur verontreinigd waren, wat leidde tot de boete. Eiser betwistte de bevindingen van de inspecteur en stelde dat het aangetroffen vuil 'dagvuil' was en geen oud vuil. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur voldoende bewijs had geleverd van de overtredingen en dat de stellingen van eiser niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de Minister terecht het bezwaar van eiser ongegrond had verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/4244

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. P. de Groot,
en

de Minister voor Medische Zorg, verweerder,

gemachtigden: mr. M.A.H. Gatzen, mr. M.L. Bosman en mr. A. Herczog.

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een boete opgelegd van € 1.575,00 wegens twee overtredingen van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen (Warenwetbesluit) in verbinding met verordening (EG) 852/2004 (verordening).
Bij besluit van 9 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2018. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 12 februari 2017 omstreeks 1:20 uur is [locatie] te [plaats] bezocht door een inspecteur van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA).
2. In het op ambtsbelofte opgemaakte rapport van bevindingen (rapport) van 2 maart 2017 is vermeld dat artikelen, uitrustingsstukken en apparatuur verontreinigd waren. In de ruimte boven was de binnenzijde van het sealapparaat waarmee maaltijden dichtgeseald worden aangekoekt met bruinkleurig vuil. De binnenzijde van de magnetron was aangekoekt zwartkleurig vuil. De onderzijde van de saladière was aangekoekt met meerkleurig vuil. In de ruimte beneden was de linker vrieskist waar onder andere patat in voorraad werd gehouden aan de buitenzijde aangekoekt met zwart- en roodkleurig vuil. De rechter vrieskist, waarin onder andere rollen met vlees lagen, was aan de buitenzijde aangekoekt met zwartkleurig vuil. De binnenzijde was aangekoekt met oude productresten en bloedresten.
In het rapport is verder vermeld dat de bedrijfsruimten onvoldoende
schoon waren. De klapdeur waar men de keuken binnenkomt, was aangekoekt met zwartkleurig vuil. De houten steun van de werkbank aan de linkerzijde van de keuken was
aangekoekt met zwartkleurig vuil. De vloer onder deze werkbank was aangekoekt met zwartkleurig vuil. De wand onder de saladière was aangekoekt met meerkleurig vuil. Aan de zijkant van de afzuigkap zaten op diverse plaatsen aangekoekte vet/olieresten. Onder de grill lag aangekoekt zwartkleurig vuil. De vloer onder de twee koelkasten en de vriezer was aangekoekt met zwartkleurig vuil. De roestvrijstalen strip die gebruikt wordt om bonnetjes op te hangen was aangekoekt met meerkleurig vuil. De achterzijde van de trekkast was aangekoekt met bruinkleurig vuil. Het kastje onder het aanrecht waar schoonmaakmiddelen in stonden was aangekoekt met zwartkleurig vuil. Achter de grill lag een dikke laag aangekoekt vuil en voedselresten waaronder een stuk spareribs. De vloer rondom het luik naar beneden was aangekoekt met zwartkleurig vuil. In de ruimte beneden onder het luik was de trap naar beneden aangekoekt met meerkleurig vuil. De vloer naast de vrieskist en de koelkast was aangekoekt met meerkleurig vuil en oude etensresten. Onder de trap lagen zakken met verpakkingsmateriaal. Onder de zakken was de vloer aangekoekt met een dikke laag meerkleurig vuil.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder - naar aanleiding van het rapport - aan eiser een boete opgelegd van € 1.575,00. Volgens verweerder blijkt uit het rapport dat de artikelen, uitrustingsstukken en apparatuur die met voedsel in aanraking kwamen, niet afdoende waren schoongemaakt, waardoor gehandeld werd in strijd met het bepaalde in artikel 4, tweede lid, juncto bijlage II, hoofdstuk V, punt 1 onder a, van de verordening, wat een overtreding is van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit. Voor dat feit is een boete opgelegd van € 525,-. Verder blijkt volgens verweerder uit het rapport dat de bedrijfsruimten voor levensmiddelen niet schoon waren, waardoor gehandeld werd in strijd met het bepaalde in artikel 4, tweede lid, juncto bijlage II, hoofdstuk I, punt 1, van de verordening, wat een overtreding is van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit. Voor dat feit is een boete opgelegd van € 1.050,-.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
5. Eiser voert in beroep aan dat de inspecteur ten onrechte heeft gesteld dat er sprake was van oud zwart vuil. Het vuil was “dagvuil”, afkomstig van verhitte honing. Doordat geen monster is genomen van het vuil, is niet komen vast te staan dat er sprake was van oud en aangekoekt vuil. Dit is niet met het blote oog waar te nemen, aldus eiser. Eiser stelt dat hij in bezwaar gehoord had moeten worden, aangezien hij de geconstateerde feiten heeft bestreden door in bezwaar te stellen dat er geen sprake is van oud vuil.
6.1.
Naar analogie van het bepaalde in artikel 344, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs, dat de betrokkene de hier aan de orde zijnde overtreding heeft begaan, worden aangenomen op basis van het proces-verbaal van de buitengewoon opsporingsambtenaar van NVWA. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat in beginsel mag worden afgegaan op de inhoud van de in het proces-verbaal vermelde waarnemingen van feiten. Indien de juistheid van de in het proces-verbaal vermelde waarnemingen wordt betwist, ligt het op de weg van verweerder zich in het kader van zijn besluitvorming van die juistheid te vergewissen. Daarbij zal op grond van jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het proces-verbaal zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent (bijvoorbeeld CBb 13 maart 2007, ECLI:NL:CBB:2007:BA1577 en CBb 9 september 2008, ECLI:NL:CBB:2008:BG1609).
6.2.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van hetgeen de inspecteur van de NVWA met betrekking tot de hygiënische staat van de bedrijfsruimten voor levensmiddelen en de artikelen, uitrustingsstukken en apparatuur die met voedsel in aanraking komen heeft opgenomen in het rapport. De stelling dat er geen sprake zou zijn geweest van “oud vuil” maar van dagvuil, dat afkomstig zou zijn van het verhitten van honing, is door eiser niet nader onderbouwd. Bovendien is het onaannemelijk dat de aangekoekte vuilresten, die op meerdere locaties in het bedrijf van eiser zijn aangetroffen, enkel afkomstig zouden zijn van het verhitten van honing. Dat de keuken ten tijde van de inspectie in bedrijf was, doet niet af aan de in het rapport neergelegde waarnemingen van de inspecteur, namelijk dat het bedrijf van eiser ten tijde van de inspectie sterk vervuild was, aangezien op meerdere locaties aangekoekte vuilresten, productresten en bloedresten zijn aangetroffen. Daarmee is voldoende vastgesteld dat artikelen, uitrustingsstukken en apparatuur die met voedsel in aanraking kwamen, niet afdoende schoongemaakt waren en dat de bedrijfsruimten voor levensmiddelen niet schoon waren.
7. Op grond van vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het CBb van 7 maart 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BW0651) kan op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb, van het horen worden afgezien wanneer uit het bezwaarschrift zelf reeds aanstonds blijkt dat de bezwaargronden ongegrond zijn, er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie en niet verwacht kan worden dat het horen nog van belang is voor het vaststellen van feiten en omstandigheden die op de beslissing van invloed zijn. In bezwaar heeft eiser nagenoeg hetzelfde aangevoerd als in beroep, namelijk dat het vuil dagvuil was, afkomstig van het verhitten van honing. Gelet op wat er onder 6. Is overwogen was er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk dat dit bezwaar ongegrond was. De rechtbank is van oordeel dat verweerder van het horen mocht afzien.
8. De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.I. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep orden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.