ECLI:NL:RBROT:2018:4381
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering van een hotel onder de Wet WOZ en de keuzevrijheid van de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een hotel voor de onroerendezaakbelasting (WOZ). Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar, die de waarde van het hotel had vastgesteld op € 2.679.000,-. Eiseres betwist deze waardering en stelt dat de waarde € 2.499.000,- bedraagt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelt dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om de Taxatiewijzer Hotels te hanteren en dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem gehanteerde huurwaarde en kapitalisatiefactor niet te hoog zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de onroerende zaak een hotel betreft met 50 kamers, gelegen bij de kust, dat in 1915 is gebouwd en tussen 2011 en 2013 is verbouwd. Tijdens de zitting is gebleken dat eiseres verschillende beroepsgronden heeft ingetrokken, waaronder de stelling dat de hoorzitting niet aan de wettelijke eisen voldeed en dat de stijging van de onroerendezaakbelasting te hoog was.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald op basis van de waarde die eraan moet worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom kan worden overgedragen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar zijn bewijslast heeft voldaan en dat de door hem gekozen methode voor waardebepaling, de huurwaarde-kapitalisatiemethode, correct is toegepast. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding en heeft de uitspraak openbaar gedaan.