ECLI:NL:RBROT:2018:4069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
25 mei 2018
Zaaknummer
6059747 CV EXPL 17-4239
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cessie en de werking van een verbod tot overdracht in een raamovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Heel Metaal B.V. en Fokker Aerostructures B.V. over de geldigheid van een cessie van een vordering. De eiser, Heel Metaal, had een vordering van € 14.855,- op Fokker, die voortvloeide uit een akte van cessie tussen Hescon B.V. en Heel Metaal. Fokker betwistte de vordering op basis van een verbod tot overdracht in een raamovereenkomst met Hescon, waarin stond dat vorderingen niet zonder toestemming van Fokker mochten worden overgedragen. De kantonrechter moest beoordelen of dit verbod ook goederenrechtelijke werking had, wat zou betekenen dat de cessie nietig zou zijn.

De rechter oordeelde dat het verbod in de overeenkomst alleen verbintenisrechtelijke werking had en dat de cessie dus geldig was. Fokker had niet aangetoond dat de vordering op het moment van cessie niet meer bestond, en de rechter concludeerde dat de vordering voldoende was bepaald in de akte van cessie. De kantonrechter heeft de vordering van Heel Metaal toegewezen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en Fokker werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contracten en de gevolgen van cessie in het verbintenissenrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6059747 CV EXPL 17-4239
uitspraak: 25 januari 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Heel Metaal B.V.,
statutair gevestigd te Doesburg,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.G.M.J. van Kreij,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fokker Aerostructures B.V.,
statutair gevestigd te Papendrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. I.J. Rozendal.
Partijen worden hierna aangeduid als “Heel” respectievelijk “Fokker”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de dagvaarding van 2 juni 2017;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 24 augustus 2017 waarin een comparitie van partijen is gelast;
  • de aantekening dat op 16 oktober 2017 een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden;
  • de overgelegde producties.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Op 27 maart 2013 hebben Fokker en Hescon B.V. een raamwerkovereenkomst gesloten met betrekking tot toekomstige overeenkomsten tussen deze twee firma’s. In artikel 22.1 van deze overeenkomst (productie 11 bij conclusie van antwoord) is het volgende opgenomen:
“The Supplier[Hescon]
shall not delegate, assign or otherwise transfer in any manner this Agreement, any Order, any duty, right, or interest without the prior written consent of Fokker, and any attempted effort to the contrary shall be void.”
2.2.
Fokker en Hescon hebben een overeenkomst gesloten voor het zogeheten KDA Oman Project op grond waarvan Hescon EPU’s (electrical power units) aan Fokker moest leveren.
2.3.
Hescon heeft Fokker op 25 november 2016 een factuur, met nummer 2000781, gestuurd ten bedrage van € 65.000,-. Fokker heeft de verschuldigdheid van deze factuur bij e-mailbericht van 28 november 2016 betwist.
2.4.
Op 2 december 2016 hebben Hescon en Heel een akte van cessie ondertekend. In deze akte (productie 1 bij dagvaarding) staat, voor zover relevant, het volgende:
“[…]Overwegende dat:
a.
Hescon (cedent) een bedrag ad € 65.000,- te vorderen heeft van Fokker Aerostructures B.V. (debitor cessus) (zie bijgevoegde factuur);
[…]
Artikel 1. Cessie Hescon aan Heel Metaal
1.
Hescon draagt aan Heel Metaal in eigendom over een deel van de vordering op Fokker Aerostructures B.V. groot € 14.855,00 […] gelijk Heel Metaal die vordering en alle daaraan verbonden rechten in eigendom accepteert. […].
2.5.
Bij e-mail van 5 december 2016 heeft Fokker de akte van cessie toegestuurd gekregen met als bijlage de factuur met nummer 2000781.
2.6.
Bij e-mailbericht van 6 december 2016 heeft Fokker aan Hescon bericht in te stemmen met betaling van € 45.000,- exclusief btw voor het afronden van het KDA Oman Project, waarna de EPU aan Fokker geleverd zou worden. Hescon heeft vervolgens op
6 december 2016 een creditfactuur voor de eerdere factuur met nummer 2000781 gestuurd en een nieuwe factuur met nummer 2000787 ten bedrage van € 45.000,- exclusief btw
(€ 54.450,- inclusief btw). Fokker heeft deze nieuwe factuur op 14 december 2014 aan Hescon voldaan.
2.7.
Op 20 december 2016 is Hescon in staat van faillissement verklaard.
2.8.
Fokker heeft naar aanleiding van de akte van cessie geen betalingen aan Heel verricht.

3.De vordering

3.1.
Heel heeft gevorderd Fokker bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Fokker te veroordelen aan haar te betalen € 14.855,- aan hoofdsom, € 315,82 aan verschenen rente, € 923,55 aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3.2.
Heel heeft haar vordering gebaseerd op de aan haar gecedeerde vordering van Hescon op Fokker. Gelet op deze cessie kon Fokker het bedrag van € 14.855,- slechts bevrijdend betalen aan Heel.

4.Het verweer

4.1.
Fokker heeft de vordering betwist. Zij heeft daartoe primair gesteld dat vorderingen van Hescon op haar conform artikel 22.1 van de raamovereenkomst van 27 maart 2013 niet overdraagbaar zijn. Deze bepaling heeft blijkens de formulering daarvan niet alleen verbintenisrechtelijke maar ook goederenrechtelijke werking, zodat de cessie nietig is. Subsidiair heeft Fokker aangevoerd dat de vordering waarnaar in de akte van cessie is verwezen, te weten de factuur met nummer 2000781, niet bestaand is, gelet op de betwisting hiervan door Fokker en de hierop volgende creditering door Hescon. Tot slot heeft Fokker de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke kosten betwist.

5.De beoordeling

Overdrachtsverbod in artikel 22.1 van de raamovereenkomst
5.1.
Aangezien Fokker primair als verweer heeft aangevoerd dat in artikel 22.1 van de raamovereenkomst de overdraagbaarheid van vorderingen van Hescon op haar is uitgesloten, zal eerst dienen te worden beoordeeld of artikel 22.1 een goederenrechtelijke werking in de zin van artikel 3:83 lid 2 BW. Als het beding alleen verbintenisrechtelijke werking heeft, leidt schending van dit beding niet tot niet-overdraagbaarheid van de vordering, maar slechts tot een tekortschieten van de schuldenaar, in dit geval Hescon, in de nakoming van zijn verplichting om vorderingen op Fokker niet aan derden over te dragen.
5.2.
Voor de beoordeling welke werking artikel 22.1 heeft, dient uitleg van de overeenkomst tussen Hescon en Fokker plaats te vinden. Een contractueel verbod tot overdracht – dat naar zijn aard mede is bestemd om de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen niet kennen en dat ertoe strekt hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen – dient te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven met in achtneming van de Haviltexmaatstaf (zie HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427). Als uitgangspunt bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten, geldt volgens vaste rechtspraak dat deze uitsluitend verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen – formulering daarvan blijkt dat daarmee een goederenrechtelijke werking als bedoeld in artikel 3:83 lid 2 BW is beoogd. Gelet op dit uitgangspunt ligt de stelplicht en de bewijslast dat artikel 22.1 goederenrechtelijke werking heeft, op Fokker.
5.3.
Het in artikel 22.1 van de raamovereenkomst opgenomen woord “
shall not” in combinatie met de bepaling “
without the prior written consent of Fokker” wijst erop dat op Hescon een verplichting rust om vorderingen niet over te dragen, tenminste niet zonder toestemming van Fokker. Hieruit volgt dat als Fokker in een specifiek geval toestemming voor overdracht verleent, deze vordering wel vatbaar is voor overdracht. De niet-overdraagbaarheid is derhalve afhankelijk gemaakt van het al dan niet toestemming verlenen door Fokker en is geen eigenschap geworden van de vordering zelf. Vervolgens staat in het laatste deel van artikel 22.1 het woord “
void” opgenomen, dat kan worden vertaald als “nietig”, wat erop lijkt te wijzen dat overdracht van de vordering geen (goederenrechtelijk) effect kan hebben. Echter, dit staat zozeer in combinatie met de hieraan voorafgegane mogelijkheid dat Fokker toestemming voor overdracht verleent, dat het enkele woord “void” eerder bedoeld lijkt te zijn om Hescon nadrukkelijk te wijzen op haar verplichting om niet over te dragen dan om te bedingen dat de vorderingen als zodanig niet overdraagbaar zijn. De verwijzing naar het woord “
void” vormt dan ook onvoldoende onderbouwing voor de stelling van Fokker dat aan artikel 22.1 van de raamovereenkomst goederenrechtelijke werking toekomt. Fokker heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit – naar objectieve maatstaven – kan worden afgeleid dat zij en Hescon hebben beoogd de overdraagbaarheid van vorderingen in goederenrechtelijke zin uit te sluiten, zodat haar primaire verweer wordt verworpen.
Bestond vordering op het moment van de cessie?
5.4.
Als subsidiair verweer heeft Fokker aangevoerd dat de vordering die aan Heel werd overgedragen op het moment van de cessie niet meer bestond, zodat geen sprake is van een geldige cessie.
5.5.
Artikel 3:94 lid 1 BW bepaalt dat voor de overdracht van een vordering op naam is vereist een daartoe bestemde akte en een mededeling daarvan aan de debiteur van de vordering. De vordering dient ten tijde van de levering in voldoende mate door de akte te worden bepaald. Ingevolge vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld HR 14 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488) betekent dit dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. Het is niet nodig dat de vordering in de akte zelf wordt gespecificeerd door vermelding van bijzonderheden zoals het nummer van een factuur of een aan de debiteur toegekend cliëntnummer.
5.6.
Op de oorspronkelijke factuur van Hescon met nummer 2000781, waar in de akte van cessie naar wordt verwezen, staat als omschrijving vermeld “
Afronden project KDA Full an final Settlement re KDA Oman Project”. Niet betwist is dat tussen Hescon en Fokker op dat moment geen andere opdrachten (meer) liepen. Na creditering van deze factuur naar aanleiding van bezwaren van Fokker (waarvan overigens de vraag is of Hescon dit nog kon doen, aangezien de cessie door de mededeling op 5 december 2016 reeds was voltooid) heeft Hescon Fokker op 6 december 2016 een nieuwe factuur gestuurd met als omschrijving “
Afronden Project KDA”. Ook uit de door Fokker als producties 4 tot en met 7 bij conclusie van antwoord overgelegde e-mailcorrespondentie is af te leiden dat Fokker en Hescon twistten over het bedrag dat Fokker nog verschuldigd was wegens het afronden van het KDA Oman Project. Weliswaar wordt in de akte van cessie verwezen naar de concrete factuur met nummer 2000781, gezien de omschrijving van de factuur is duidelijk dat Hescon (een deel van) haar vordering op Fokker wegens de afronding van het KDA Oman Project cedeerde aan Heel. Hiermee was de over te dragen vordering in voldoende mate bepaald door de akte en kon Fokker van het totale bedrag dat zij (uiteindelijk) nog aan Hescon was verschuldigd het bedrag van € 14.855,- niet bevrijdend aan Hescon betalen, maar had zij dit aan Heel dienen te voldoen.
5.7.
De vordering tot betaling van het bedrag van € 14.855,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente (€ 315,82 + PM) zal gelet op het voorgaande worden toegewezen.
5.8.
Heel heeft voorts voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet relevant welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht (zie HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405), zodat in beginsel een enkele brief voldoende is bij een niet-consument. Het gevorderde bedrag van € 923,55 komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en zal worden toegewezen.
5.9.
Fokker wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Fokker om aan Heel tegen kwijting te betalen € 16.094,37, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 14.855,- vanaf 15 mei 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Fokker in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Heel vastgesteld op € 1.030,42 aan verschotten en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424