Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 maart 2018 in de zaak tussen
de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), verweerster,
Procesverloop
Overwegingen
Verder gaat de NZa uit van een te hoog genoten voordeel. Eiser heeft aangevoerd dat zijn financiële voordeel niet ruim € 102.000 is geweest. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft eiser in de uitspraak van 5 juli 2016, ECLI:NL:RBROT:2016:5030, op dit punt in het gelijk gesteld. In het bestreden besluit lijkt de NZa de boete te baseren op het nadeel van consumenten, waarbij zij ten onrechte geen reden ziet om de boete neerwaarts bij te stellen. Eiser wijst erop dat de opbrengsten van de Duitse prestatie worden toegerekend aan de Duitse entiteit. Verder heeft de NZa volgens eiser niet aannemelijk gemaakt dat de handelwijze van eiser negatieve gevolgen heeft voor consumenten.
In verband hiermee heeft de NZa de boetehoogte in dit geval niet gebaseerd op de ernst van de overtreding in abstracto en concreto, maar op het wederrechtelijk verkregen voordeel en subsidiair op het nadeel dat aan patiënten is berokkend. Daarbij heeft zij als voordeel dan wel nadeel het bedrag van € 102.600,- tot uitgangspunt genomen, te weten het bedrag dat 243 patiënten hebben betaald voor een behandelplan à € 420,-. Volgens de NZa kan dit voordeel en/of nadeel worden toegerekend aan de Nederlandse praktijk, omdat het opstellen van een behandelplan onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de behandeling die wordt geleverd aan de patiënt in de Nederlandse prakijk. Gelet op het feit dat eiser naast de overtreding met betrekking tot het behandelplan nog een tweede overtreding heeft begaan, en er bovendien een preventief effect van de boete moet uitgaan, heeft de NZa de boete voor de twee overtredingen gezamenlijk in redelijkheid op € 110.000 kunnen vaststellen, aldus de NZa.Verder acht de NZa van belang dat eiser de kosten van het behandelplan niet aan zijn patiënten heeft terugbetaald. De aftrek van belastingen is bij het bepalen van het financiële nadeel niet in lijn met de NZa boetepraktijk, aldus de NZa.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de opgelegde boete;
- herroept het primaire besluit, voor zover daarbij de hoogte van de boete is vastgesteld op € 110.000,-;
- stelt de hoogte van de boete vast op € 95.000,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 333,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 3.006,- te betalen aan eisers.