Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 7 april 2017;
- het vonnis van 19 mei 2017, waarin het verzoek van [eiser] om hoger beroep toe te staan is afgewezen;
- de brief van 23 mei 2017, met producties, namens [eiser];
- het proces-verbaal van het op 6 september 2017 aan de zijde van [eiser] gehouden getuigenverhoor;
- het proces-verbaal van de op 27 november 2017 aan de zijde van [eiser] gehouden voortzetting van het getuigenverhoor;
- de conclusie na enquête aan de zijde van [eiser];
- de conclusie na enquête aan de zijde [gedaagde].
2.De verdere beoordeling van het geschil
d.d. 13 juni 2009 door [gedaagde] is geplaatst.
€ 6.000,00 slaagt dan ook niet.
2 januari 2010 slechts een sanctie op uitblijven van terugbetaling; de opeisbaarheid staat daar los van. Dat het contract ook inhoudt dat vanaf 1 januari 2010 minimaal een bedrag van
€ 50,00 moet worden betaald als het bedrag nog niet is afbetaald, met als uiterste termijn van volledige terugbetaling 1 januari 2020, moet gezien worden tegen de achtergrond van de vriendschappelijke relatie die partijen hadden en doet niet af aan het uitgangspunt van het contract dat het totale bedrag van € 6.000,00 terugbetaald had moeten zijn op 1 januari 2010. Nu tussen partijen onbetwist is dat [gedaagde] nog nooit enige betaling aan [eiser] heeft gedaan en [gedaagde] evenmin heeft betwist dat hij door [eiser] zowel mondeling als schriftelijk tevergeefs hierop is aangesproken moet worden geconcludeerd dat [gedaagde] in verzuim is geraakt. Met zijn opstelling maakte [gedaagde] het voor [eiser] immers duidelijk dat er geen betaling meer zou volgen. De gevorderde hoofdsom van € 6.000,00 is dan ook opeisbaar en door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigd.
“eiser wil vandaag langskomen met deb om nieuwe afspraken te maken.”en voorts bij de brief van
30 december 2011 die [B.] destijds heeft geschreven aan mr. Alderlieste, ook toen de gemachtigde van [eiser], waarin [B.] haar meldt dat [eiser] en [gedaagde] een aantal weken daarvoor op haar kantoor zijn geweest en een zelf opgestelde overeenkomst hebben ondertekend en de zaak toen voorlopig even werd aangehouden.
26 augustus 2011 is, ingevolge het bepaalde in artikel 147 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het geding heropend, waarbij de verzetdagvaarding heeft te gelden als de conclusie van antwoord.
€ 5,00 aan taxe getuigen en € 375,00 (1,5 punt à € 250,00) aan salaris voor de gemachtigde van [eiser].