In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar bij de politie, en de korpschef van politie. Eiseres was geplaatst als functievolger in de functie van Generalist Beveiliging, maar betwistte deze plaatsing. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop uiteengezet, waarbij eiseres in beroep ging tegen het besluit van de korpschef om haar niet te plaatsen in de functie van Senior GGP, Beredenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor plaatsing in de hogere functie, met name omdat zij niet gedurende een onafgebroken periode van drie jaar de werkzaamheden van de functie Senior GGP had uitgevoerd. De rechtbank heeft ook de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 55v van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) beoordeeld, maar oordeelde dat er geen onbillijkheden van overwegende aard waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de oorspronkelijke beslissing van de korpschef in stand blijft. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de criteria voor functievergelijking en de rol van de korpschef in het reorganisatieproces.