ECLI:NL:RBROT:2017:6933

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
10/691054-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met voorwaardelijke plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders en alcoholverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte heeft op 12 mei 2017 in Rotterdam twee blikjes sardientjes en een blik bier weggenomen uit een Jumbo-supermarkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat hij zich moet onthouden van alcoholgebruik en moet meewerken aan urinecontroles en het gebruik van een alcoholmeter.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een lange geschiedenis van recidive en alcoholproblematiek, wat heeft geleid tot eerdere veroordelingen en een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering heeft geadviseerd om de verdachte te verplichten tot het gebruik van een alcoholaversiemiddel en controle met een alcoholmeter, wat de rechtbank heeft overgenomen in haar beslissing.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte zich bereid heeft verklaard om zich aan de voorwaarden te houden en dat hij sinds het begin van het reclasseringstoezicht niet meer in aanraking is gekomen met justitie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel de verdachte eerder niet succesvol was in zijn behandeling, de huidige omstandigheden en zijn bereidheid om mee te werken aan de voorwaarden een kans op verbetering bieden. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691054-17
Datum uitspraak: 29 augustus 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten, locatie Dordrecht.
raadsman mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M.L de l’Isle heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot oplegging van een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders met een proeftijd van 2 jaar. Als voorwaarden bij de maatregel dienen te worden gesteld dat
- de verdachte zich zal melden bij en gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
- de verdachte verplicht wordt zich ambulant te laten behandelen na een kortdurende klinische opname van 7 weken;
- de verdachte een alcoholaversiemiddel dient te gebruiken;
- de verdachte een alcoholverbod wordt opgelegd en hij verplicht wordt mee te werken aan controle daarop middels de alcoholmeter.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 mei 2017 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikjes sardientjes en een blik bier, toebehorende aan Jumbo (vestiging [naam locatie] ).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal op 12 mei 2017. Hij heeft in een supermarkt diverse levensmiddelen aan het zicht ontnomen en heeft de winkel (getracht te) verlaten zonder de goederen bij de kassa af te rekenen.
Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen. Hij veroorzaakt niet alleen financiële schade, maar ook veel ergernis en overlast voor de medewerkers van de desbetreffende winkels.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een veroordeling op 12 januari 2017 door de Rechtbank Rotterdam waarbij aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd. De betreffende zaak loopt thans in hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Gravenhage, zonder dat er momenteel een zittingsdatum voor een behandeling bekend is.
7.3.2.
Rapportage Bouman GGZ
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 augustus 2017. In dit rapport wordt een samenhangend beeld uit een reclasseringsadvies d.d. 7 september 2016 overgenomen waaruit blijkt dat de verdachte sinds 2012 in behandeling is geweest bij Bouman GGZ en dat er sindsdien meerdere interventies hebben plaatsgevonden en/of nog steeds plaatsvinden. Zo is de verdachte klinisch opgenomen geweest, heeft hij deelgenomen aan langdurige poliklinische behandeling, heeft hij lange tijd een forensische behandeling ontvangen van het ambulant outreachend ACT-team, zijn er trainingen/modules gevolgd, zijn er behandelgesprekken gevoerd, zijn er UC-controles afgenomen en is er ondersteunende medicatie aangeboden. Tot het moment van het opstellen van dat betreffende reclasseringsadvies (7 september 2016) heeft dit allemaal niet geleid tot abstinentie van alcohol- en drugsgebruik en het terugbrengen van recidive.
Daarnaast heeft ook het al jaren durende reclasseringscontact niet kunnen bewerkstelligen dat de recidive tot op dat moment was verminderd . Het lukte de verdachte tot dat moment niet om abstinent van alcohol te blijven. Daarnaast was de verdachte niet (altijd) afsprakentrouw waardoor de behandeling en/of het resocialisatietraject stagneerde. Het voortdurende alcoholgebruik is in de rapportage d.d. 7 september 2016 benoemd als blijvende risicofactor.
Wel signaleert de reclassering dat in de tijd tussen het opstellen van het voornoemde reclasseringsadvies uit 2016 en het reclasseringsadvies in het kader van deze strafzaak, op deze zaak na, de verdachte niet meer in aanraking met justitie is geweest. Dit terwijl de begeleiding vanuit zijn reclasseringstoezicht en de ambulante behandeling begin 2017 opgeheven zijn. Daarnaast rapporteert de reclassering dat de praktische zaken van de verdachte nog (steeds) op orde zijn en dat er nog geen zicht is op uitsluitsel omtrent behandeling van het hoger beroep in de strafzaak uit januari 2017.
Volgens de reclassering is duidelijk geworden dat het alcoholgebruik, ondanks dat de verdachte heeft aangegeven dat het slechts een enkele terugval betrof, nog steeds in direct verband staat met het recidiverisico. De reclassering acht het in dat kader dan ook van groot belang dat de verdachte een alcoholaversiemiddel gaat nemen om zo de recidivekans te beperken. Daarnaast stelt de reclassering dat het onontbeerlijk is om voortdurende controle te kunnen uitoefenen op het alcoholgebruik door middel van een Alcoholmeter.
Desgevraagd heeft de verdachte volgens de reclassering aangegeven zowel het aversiemiddel te zullen nemen als de Alcoholmeter te zullen dragen. Daarnaast heeft hij aangegeven zich te zullen houden aan de overige geadviseerde bijzondere voorwaarden. De reclassering concludeert tot slot dat enkel onder deze voorwaarden een (laatste) mogelijkheid wordt gezien voor de maatregel ISD in een voorwaardelijk kader.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juli 2017 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of taakstraffen. Gelet op de nog altijd aanwezige alcoholproblematiek en zijn veelvuldige recidive, dat mede wordt veroorzaakt door zijn alcoholverslaving, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
De rechtbank constateert dat voldaan is aan de vereisten voor oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel maar oordeelt net als de reclassering dat een (laatste) voorwaardelijke oplegging van deze maatregel in dit geval meer recht doet aan de feiten en omstandigheden. Bij de afwegingen van de rechtbank weegt zwaar dat de verdachte ondanks het afgelopen reclasseringstoezicht en het gegeven dat geen ambulante behandeling werd ondergaan, tot het onderhavige feit niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Bovendien heeft de verdachte zich (ook ter zitting) uitdrukkelijk bereid verklaard zich aan de voorwaarden te zullen houden. De verdachte acht thans inname van een alcoholaversiemiddel en controle met een alcoholmeter zelf ook wenselijk en noodzakelijk.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank de voorgenomen maatregel geheel voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De voorwaardelijke oplegging dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank merkt op dat zij geen mogelijkheid heeft de verdachte te verplichten tot het ondergaan van een korte klinische behandeling voor de maximale duur van zeven weken, ‘indien de reclassering dit noodzakelijk acht’. In zijn arrest van 30 januari 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ0262) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat niet alleen de bepaling van de duur van een klinische opname, maar ook het oordeel of klinische opname noodzakelijk is, is voorbehouden aan de rechter. In zijn arrest van 12 juli 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ4315) heeft de Hoge Raad dit oordeel herhaald en bevestigd. In zijn arrest van 12 februari 2013 (ECLI:NL:HR2013:BY5449) heeft de Hoge Raad het andermaal bevestigd, met dien verstande dat de rechter wel kan bepalen dat een bevolen opname op gezag van de reclassering wordt bekort. In dit arrest wordt tevens geoordeeld dat de rechtspraak over het oude artikel 14c Wetboek van Strafrecht ook na de invoering van het nieuwe artikel geldig blijft. De conclusie is dat de rechter moet oordelen of klinische opname noodzakelijk is, naar de omstandigheden ten tijde van zijn oordeel. Als de rechter van oordeel is dat een klinische opname noodzakelijk is, kan hij die gelasten in de vorm van bijzondere voorwaarden, onder de bepaling van de maximale duur van de opname.
Anders dan is geadviseerd en gerekwireerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten zich klinisch te laten behandelen, omdat zij de noodzaak hiertoe thans niet ziet en zij van oordeel is dat de overige bijzondere voorwaarden, en dan met name het alcoholverbod in combinatie met het gebruik van alcoholaversiemiddelen, de urinecontroles en/of de ook door de verdachte gewenste alcoholmeter, zal moeten volstaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast
de voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland/Bouman GGZ, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en zal zich houden aan aanwijzingen van reclassering;
  • de veroordeelde wordt verplicht om in het kader van zijn alcoholproblematiek zijn medewerking te verlenen aan een intake bij de forensische polikliniek van BoumanGGZ (of een soortgelijke instelling) en indien geïndiceerd zich hiervoor te laten behandelen en een alcoholaversiemiddel te gebruiken indien dat door zijn behandelaar wordt voorgeschreven;
- de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urinecontroles en/of aansluiting op de alcoholmeter;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden de hulp en steun te verlenen;
heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 mei 2017 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikjes sardientjes en/of een blik bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo (vestiging [naam locatie] ).