ECLI:NL:RBROT:2017:6469

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2017
Zaaknummer
C/10/513874 / HA ZA 16-1100
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging erfpachtcanon en uitleg van een bepaling in een notariële akte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [eiseres], en de gemeente Albrandswaard, hierna aangeduid als de gemeente. De zaak betreft de verhoging van de erfpachtcanon van twee percelen grond, gelegen aan de Havendam te Rhoon. De gemeente heeft de erfpachtcanon per 1 januari 2016 eenzijdig verhoogd naar € 32.340,00, wat door [eiseres] onder protest is betaald. [Eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen deze verhoging en vorderde in de verstekprocedure betaling van een bedrag van € 33.360,82, dat door de rechtbank integraal is toegewezen. De gemeente heeft verzet aangetekend tegen het verstekvonnis en vorderde ontheffing van de veroordeling.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gemeente bevoegd was om de erfpachtcanon te herzien, aangezien er meer dan tien jaar was verstreken sinds de laatste herziening. De rechtbank heeft de uitleg van artikel 7 van de erfpachtvoorwaarden behandeld, waarbij de gemeente de mogelijkheid heeft om de canon te herzien na een periode van tien jaar. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid en dat de verhoging van de canon gerechtvaardigd was.

In reconventie heeft de gemeente [eiseres] veroordeeld om binnen twee maanden een deskundige te benoemen voor de herziening van de erfpachtcanon, met een dwangsom voor het geval [eiseres] hieraan niet voldoet. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de gemeente toegewezen, aangezien [eiseres] grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/513874 / HA ZA 16-1100
Vonnis in verzet van 26 juli 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te Rhoon, gemeente Albrandswaard,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A.D. Lindenbergh te Rotterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALBRANDSWAARD,
zetelend te Poortugaal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 augustus 2016, met producties 1 tot en met 8,
  • het door deze rechtbank op 12 oktober 2016 tussen [eiseres] en de gemeente bij verstek gewezen vonnis onder zaak-/rolnummer C/10/510118 / HA ZA 16-917,
  • de verzetdagvaarding van 1 november 2016, met producties 1 tot en met 18 (aan te merken als conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie),
  • de brief van de rechtbank van 7 december 2016, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • de brief van mr. Lindenbergh van 28 februari 2017, waarbij opnieuw de producties 2 en 6 bij dagvaarding zijn overgelegd,
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met productie 9,
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 maart 2017,
  • het faxbericht van mr. S.J.O. Dijkstra namens [eiseres] van 3 april 2017, waarin opmerkingen over het proces-verbaal zijn opgenomen,
  • de akte van [eiseres] , met producties 10 tot en met 12,
  • de antwoordakte van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De gemeente is eigenaar van de percelen grond, met de zich daarop bevindende opstallen, gelegen aan de Havendam te Rhoon, kadastraal bekend als gemeente Rhoon, [perceel X] (hierna: [perceel X] ) en [perceel Y] (hierna: [perceel Y] ).
2.2.
Perceel [perceel X] is ontstaan uit de percelen, kadastraal bekend als gemeente Rhoon, [perceel A] (hierna: [perceel A] ) en [perceel B] (hierna: [perceel B] ). Perceel [perceel Y] is ontstaan uit de percelen [perceel A] en [perceel B] en daarnaast uit de percelen, kadastraal bekend als gemeente Rhoon, [perceel C] (hierna: [perceel C] ) en [perceel D] (hierna: [perceel D] ).
2.3.
Op perceel [perceel C] is door inschrijving van een afschrift van een notariële akte van 13 november 1959 een recht van erfpacht gevestigd. De percelen [perceel A] en [perceel B] zijn door inschrijving van een afschrift van een notariële akte van 11 november 1960 in erfpacht uitgegeven en het perceel [perceel D] is door inschrijving van een afschrift van een notariële akte van 24 juli 1967 in erfpacht uitgegeven. Deze aktes bevatten de voorwaarden waaronder de erfpacht is uitgegeven (hierna aangeduid als de erfpachtvoorwaarden), waartoe onder meerde volgende gelijkluidende bepaling behoort:
“7. De erfpachtuitgeefster behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om na verloop telkens van tien jaren, de erfpachtscanon per centiare te herzien met dien verstande, dat de nieuw vast te stellen erfpachtscanon per centiare niet hoger mag zijn dan de hoogste prijs, waarvoor in dat tijdperk van tien jaren door de erfpachteruitgeefster in de Heerlijkheden Rhoon en Pendrecht gronden in erfpacht zijn uitgegeven of bestaande erfpachten zijn verlengd. Wanneer in het hierboven genoemde tijdperk van tien jaren geen gronden door de erfpachtuitgeefster in de Heerlijkheden Rhoon en Pendrecht in erfpacht zijn uitgegeven of bestaande erfpachten zijn verlengd, dan zal bij geschil over de opnieuw vast te stellen erfpachtscanon deze vastgesteld worden door deskundigen, waarvan één te benoemen door de erfpachtuitgeefster en één door de erfpachter. Kunnen deze beide deskundigen niet tot overeenstemming komen, dan kiezen zij in gemeenschappelijk overleg een derde deskundige en bij gebreke daarvan wordt aan de heer kantonrechter van het Kanton, waaronder de Heerlijkheden Rhoon en Pendrecht ressorteren verzocht een derde deskundige aan te wijzen. De kosten die deze tussenkomst van deskundigen met zich brengt worden gelijkelijk gedragen tussen de erfpachtuitgeefster en de erfpachter”.
2.4.
Op of omstreeks 9 november 1982 heeft [eiseres] het recht van erfpacht op perceel [perceel Y] verkregen en op 29 januari 1991 heeft zij het recht van erfpacht op perceel [perceel X] verkregen.
2.5.
Een brief van de gemeente aan [eiseres] van 9 oktober 2014 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
De canon (vergoeding) van deze erfpacht (zie 2.4; opm rb) is naar de mening van de gemeente niet meer marktconform.
Gelet op bovenstaande willen wij met deze brief kenbaar maken dat wij voornemens zijn om de canon te herzien. Dit hebben wij u ook mondeling toegelicht tijdens ons overleg op maandag 29 september 2014. Door namelijk de erfpacht te actualiseren naar marktconform prijspeil wordt er recht gedaan aan het gebruik van de locatie.
Graag gaan wij op korte termijn met u in gesprek over de nadere uitwerking van de opnieuw vast te stellen erfpachtcanon (…)”.
2.6.
Een brief van de gemeente aan [eiseres] van 4 december 2014 luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Op 20 november jl. hebben de heer [medewerker gemeente] en mevrouw [medewerker gemeente] namens de gemeente een gesprek met u gevoerd over de procedure voor het opnieuw vaststellen van de erfpachtscanon voor de grondpercelen Gemeente Rhoon, [perceel X] en nummer [perceel Y] .
(…) De gemeente wenst dan ook de procedure met deskundigen te volgen om te komen tot erfpachtsherziening.
(…)
Tijdens dit gesprek heeft de gemeente toegelicht dat er verschillende opties zijn om deze procedure met deskundigen te volgen:
Optie 1 (conform de erfpachtvoorwaarden): De erfpachtherziening wordt vastgesteld door deskundigen, waarvan één te benoemen door de erfpachtuitgeefster en één door de erfpachter (…).
Optie 2 (alternatief voorstel van gemeente in afwijking van de erfpachtvoorwaarden): Door de erfpachtgeefster en de erfpachter worden in totaal drie deskundigen benoemd (…).
U heeft aangegeven dat uw voorkeur uitgaat naar optie 1. Het verzoek aan u als erfpachters is dan ook om de naam van een deskundige binnen twee weken na dagtekening van deze brief kenbaar te maken aan de gemeente.
Door de gemeente zal de heer E. Noordam van Korenaar Advies worden ingeschakeld als deskundige.
(…)”.
2.7.
Op 1 september 2015 heeft de door de gemeente ingeschakelde deskundige de heer E. Noordam van Korenaar Advies V.O.F. geadviseerd de erfpachtcanon te bepalen op € 32.340,00.
2.8.
Een brief van de gemeente aan [eiseres] van 25 september 2015 luidt voor zover hier van belang:
“(…) Aangezien u tot op heden geen deskundige voorstelt en zoals aangegeven de erfpachtcanon niet meer marktconform is, hebben wij op 15-09-2015 besloten om de canon eenzijdig te verhogen. De erfpachtcanon bedraagt € 32.340,- per jaar. De erfpachtcanon bent u verschuldigd per 01-01-2016 (…)”.
2.9.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen de eenzijdige verhoging van de erfpachtcanon en heeft de erfpachtcanon van € 32.340,00 onder protest betaald.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de gemeente zal veroordelen:
a. a) tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 33.360,82 (€ 32.043,54 hoofdsom, € 218,88 wettelijke rente vanaf 13 april 2016 tot en met 15 augustus 2016 en € 1.098,40 buitengerechtelijke kosten), althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie rechtens juist mocht achten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 32.043,54 vanaf 16 augustus 2016 tot aan die der algehele voldoening,
b) in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis wanneer de gemeente niet binnen die termijn de proceskosten aan [eiseres] heeft voldaan.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [eiseres] integraal toegewezen en is de gemeente veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 2.595,33, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.3.
De gemeente vordert in het verzet bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank het verzet gegrond zal verklaren, de gemeente zal ontheffen van de gehele veroordeling, de veroordeling in de proceskosten daaronder begrepen, die tegen haar bij het verstekvonnis is uitgesproken, en, opnieuw rechtdoende, de gemeente niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans deze vordering aan [eiseres] te ontzeggen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, inclusief de nakosten voor het geval [eiseres] niet op eerste vordering handelt overeenkomstig het dictum van het vonnis.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
De gemeente vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis een deskundige te benoemen, zoals bedoeld in artikel 7 van de erfpachtakte van 11 november 1960 en ook overigens haar volledige medewerking te verlenen aan de in artikel 7 van de erfpachtakte beschreven procedure tot herziening van de erfpachtcanon voor de percelen gemeente Rhoon, [perceel X] en [perceel Y] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [eiseres] in gebreke blijft hieraan geheel of gedeeltelijk te voldoen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, inclusief de nakosten voor het geval [eiseres] niet op eerste vordering handelt overeenkomstig het dictum van het vonnis.
3.6.
[eiseres] concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat de gemeente in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of de gemeente gerechtigd was om per 1 januari 2016 de erfpachtcanon te herzien.
4.3.
Vaststaat dat artikel 7 van de erfpachtvoorwaarden bepaalt dat de erfpachtuitgeefster zich het recht voorbehoudt om na verloop van telkens tien jaren de erfpachtcanon te herzien (zie 2.3). Tussen partijen is in geschil hoe deze bepaling dient te worden uitgelegd.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om de uitleg van een bepaling in een notariële akte. Bij de uitleg van een zodanige akte komt het aan op de partijbedoeling voor zover die in de akte tot uitdrukking is gebracht. Deze bedoeling moet worden afgeleid uit de in deze akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte (zie onder meer ECLI:NL:HR:2013:1078 en ECLI:NL:HR:2016:1511).
4.5.
[eiseres] stelt dat artikel 7 aldus moet worden uitgelegd dat de eerste termijn van 10 jaar is aangevangen op de ingangsdatum van de erfpacht. Blijkens de vestigingsakte van 11 november 1960 was dit 1 januari 1961. Op 1 januari 1971 kon de erfpachtcanon dus voor het eerst worden herzien. Dat is toen niet gebeurd. De eerst volgende mogelijkheid om de erfpachtcanon te herzien was vervolgens 1 januari 1981. In de tussenliggende periode kan de canon niet worden herzien.
4.6.
De gemeente betwist de uitleg van [eiseres] en stelt artikel zo moet worden uitgelegd dat na een verhoging de erfpachtcanon pas na tien jaar opnieuw mag worden herzien. Als de canon is verhoogd, moet er dus 10 jaar gewacht worden voordat er weer een verhoging mag plaatsvinden. In de erfpachtvoorwaarden is niet vermeld wanneer die verhoging moet plaatsvinden. De gedachte is dat de erfpachter zeker weet dat er vanaf de datum dat de canon is verhoogd, gedurende een periode van 10 jaar geen nieuwe verhoging te verwachten is.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn in de tekst van artikel 7, in samenhang met overige tekst van de erfpachtvoorwaarden, geen aanknopingspunten te vinden voor de juistheid van de stelling van [eiseres] dat de erfpachtcanon slechts op vaste momenten (1 januari 1971, 1 januari 1981, etc) kan worden herzien. De woorden ‘telkens na verloop van tien jaren’ hebben naar het oordeel van de rechtbank betrekking op de periode na herziening van de erfpacht. Met deze bepaling lijkt te zijn bedoeld dat de erfpachter gedurende een periode van tien jaar na wijziging van de canon niet geconfronteerd zou kunnen worden met een nieuwe wijziging.
Dat betekent dat artikel 7 aldus moet worden uitgelegd, dat de gemeente de erfpachtcanon kan herzien, mits een periode van minimaal tien jaar is verstreken sinds de vorige herziening van de canon.
4.8.
Tegen de achtergrond van het voorgaande en nu tussen partijen niet in geschil is dat vóór 1 januari 2016 een periode van meer dan tien jaar was verstreken sinds de erfpachtcanon was herzien, was de gemeente naar het oordeel van de rechtbank bevoegd om de erfpacht per 1 januari 2016 te herzien.
4.9.
[eiseres] stelt dat de gemeente misbruik van recht maakt doordat zij de herziening van de erfpachtcanon gebruikt om [eiseres] onder druk te zetten in het kader van het overleg dat plaatsvond over de samenwerking en ontwikkeling van de gronden aan het Spui te Rhoon.
4.10.
De gemeente voert aan dat de verhoging van de erfpacht los staat van de samenwerking tussen partijen en later de onderhandelingen tussen partijen over de koop van de erfpacht door de gemeente. In het 2014 kwam in het kader van de herontwikkeling ter sprake dat de canon misschien niet meer marktconform was. De gemeente heeft toen een inventarisatie gedaan van de gronden die in erfpacht waren uitgegeven.
4.11.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is de gemeente bevoegd om de erfpacht per 1 januari 2016 te herzien. Van misbruik van die bevoegdheid kan ingevolge artikel 3:13 lid 2 BW sprake zijn indien de gemeente haar bevoegdheid uitoefent met geen ander doel dan [eiseres] te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Ook kan volgens dit artikellid van misbruik van bevoegdheid sprake zijn indien de gemeente, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang dat daardoor wordt geschaad, in redelijkheid niet tot die uitoefening kan komen. Gelet op deze maatstaf zal niet snel mogen worden aangenomen dat sprake is van misbruik van recht.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] haar stelling dat de gemeente de herziening gebruikt om haar onder druk te zetten in het kader van het overleg dat plaatsvond over de samenwerking en ontwikkeling van de gronden aan het Spui te Rhoon, onvoldoende onderbouwd. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de gemeente en bovenvermelde strenge maatstaf, had het op de weg van [eiseres] gelegen haar betreffende stelling met stukken te onderbouwen. Dat heeft zij echter niet gedaan. Nergens blijkt uit dat de gemeente de onder 4.10 genoemde “inventarisatie” heeft gedaan om op oneigenlijke wijze de erfpachtcanon te verhogen. De enkele omstandigheid dat de herziening van de erfpachtcanon pas aan de orde kwam, nadat de gesprekken tussen [eiseres] en de gemeente over de ontwikkeling van de grond misliepen, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat de gemeente haar bevoegdheid met de ander doel gebruikt dan waarvoor zij is verleend of dat de gemeente haar bevoegdheid enkel gebruikt om [eiseres] te schaden.
Evenmin kan worden vastgesteld dat de gemeente in redelijkheid niet tot de uitoefening van haar bevoegdheid kan overgaan. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de canon nooit (wezenlijk) is gewijzigd, is het gezien de ontwikkeling op de vastgoedmarkt sinds de jaren ’80 en ’90 aannemelijk dat de erfpachtcanon thans niet marktconform is.
4.13.
Voorts is het de vraag of de gemeente gerechtigd was de erfpachtcanon eenzijdig vast te stellen, zoals zij heeft gedaan.
4.14.
In artikel 7 van de erfpachtvoorwaarden is voorzien in een wijze waarop herziening van de canon dient plaats te vinden: bij geschil over de opnieuw vast te stellen erfpachtscanon zal deze worden vastgesteld door deskundigen, waarvan één te benoemen door de erfpachtuitgeefster en één door de erfpachter. Kunnen deze beide deskundigen niet tot overeenstemming komen, dan kiezen zij in gemeenschappelijk overleg een derde deskundige en bij gebreke daarvan wordt aan de kantonrechter verzocht een derde deskundige aan te wijzen.
4.15.
Vaststaat dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de opnieuw vast te stellen canon. Vaststaat ook dat de gemeente overeenkomstig de erfpachtvoorwaarden een deskundige heeft benoemd en dat zij [eiseres] meerdere keren in de gelegenheid heeft gesteld ook een deskundige te benoemen. [eiseres] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Dat betekent echter niet dat de gemeente gerechtigd was de nieuwe erfpachtcanon eenzijdig vast te stellen op het door haar deskundige geadviseerde bedrag.
4.16.
Tegen die achtergrond en nu vaststaat dat [eiseres] het bedrag van € 32.340,00 aan erfpachtcanon wel heeft betaald, heeft [eiseres] , naar zij terecht stelt, de verhoging van € 32.043,54 (32.340,00 -/- 294,46) onverschuldigd betaald. Op moment van betaling was er immers geen geldige rechtsgrond aanwezig voor de betaling van de verhoging. De omstandigheid dat na de procedure met de deskundigen eventueel vast komt te staan dat [eiseres] met terugwerkende kracht alsnog een hoger bedrag aan erfpacht verschuldigd is, doet daar niet aan af. Zoals hiervoor reeds is overwogen, bestond op het moment van betaling die betalingsverplichting immers nog niet.
4.17.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de vordering tot betaling van € 32.043,54 toewijsbaar.
4.18.
De mede gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten acht de rechtbank niet toewijsbaar. Deze – door [eiseres] gestelde – schade is naar het oordeel van de rechtbank door [eiseres] zelf veroorzaakt en kan daarom volledig aan haar worden toegerekend. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft de gemeente diverse keren in de gelegenheid gesteld een deskundige te benoemen om in de in de erfpachtakte voorziene procedure voor herziening van de erfpachtcanon te volgen. De omstandigheid dat [eiseres] meende dat de gemeente in het geheel niet bevoegd was tot herziening van de canon vanwege de uitleg zoals [eiseres] die aan artikel 7 geeft, ligt in haar risicosfeer.
4.19.
De gemeente zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,33
- griffierecht 1.929,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.174,33
In reconventie
4.20.
De gemeente heeft ter comparitie toegelicht dat zij haar vordering in reconventie heeft ingesteld voor het geval in conventie wordt geoordeeld dat de gemeente de erfpacht niet had mogen verhogen zoals zij heeft gedaan. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat aan die voorwaarde is voldaan. De rechtbank komt daarom toe aan de beoordeling van de vordering in reconventie van de gemeente.
4.21.
Gelet op hetgeen in conventie onder 4.8 is overwogen treft het beroep van [eiseres] op verjaring van de vordering tot nakoming van de verplichting van [eiseres] om een deskundige te benoemen geen doel.
4.22.
Zoals hiervoor reeds in conventie is overwogen is de gemeente bevoegd om de erfpachtcanon per 1 januari 2016 te herzien. Vaststaat dat partijen onderling geen overeenstemming hebben bereikt over de herziening van de erfpacht. In dat geval zal de nieuwe erfpachtcanon worden vastgesteld door deskundigen, waarvan één te benoemen door de gemeente en één te benoemen door [eiseres] (zie 2.3). Zoals hiervoor in conventie reeds is overwogen staat vast dat [eiseres] geen deskundige heeft benoemd. De rechtbank zal de vordering om [eiseres] te veroordelen een deskundige te benoemen daarom toewijzen. De termijn waarbinnen [eiseres] die deskundige dient te benoemen, zal de rechtbank in redelijkheid – mede in aanmerking nemend dat het thans een vakantieperiode betreft – vaststellen op twee maanden na betekening van het vonnis.
4.23.
De gemeente vordert voorts [eiseres] te veroordelen overigens haar volledige medewerking te verlenen aan de in artikel 7 beschreven procedure tot herziening van de erfpachtcanon. Ter comparitie heeft de gemeente toegelicht dat deze vordering met name ziet op het geval waarin de door partijen benoemde deskundigen niet tot overeenstemming komen over de vast te stellen erfpachtcanon en zij, zo nodig via de kantonrechter, een derde deskundige moeten aanwijzen. In dat geval moet de door [eiseres] aan te wijzen deskundige het mandaat van [eiseres] hebben een derde deskundige aan te wijzen. Gelet op deze – door [eiseres] onweersproken – toelichting acht de rechtbank de vordering tot – kort gezegd – het verlenen van medewerking eveneens toewijsbaar.
4.24.
De door de gemeente mede gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op na te melden wijze.
4.25.
[eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
salaris advocaat € 579,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 579,00)

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
vernietigt het op 12 oktober 2016 tussen [eiseres] en de gemeente bij verstek gewezen vonnis onder zaak-/rolnummer C/10/510118 / HA ZA 16-917,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de gemeente om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 32.043,54 (tweeëndertig duizenddrieënveertig euro en vierenvijftig eurocent),
5.2.
veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 3.174,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt de gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de gemeente niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
veroordeelt [eiseres] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis een deskundige te benoemen zoals bedoeld in artikel 7 van de erfpachtakte van 11 november 1960 en ook overigens haar volledige medewerking te verlenen aan de in artikel 7 van de erfpachtakte beschreven procedure tot herziening van de erfpachtcanon voor de percelen, kadastraal bekend gemeente Rhoon, [perceel X] en [perceel Y] , zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat [eiseres] in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 40.000,00.
5.7.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 579,00,
5.8.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.9.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Muilwijk-Schaaij en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.2083/2053