ECLI:NL:RBROT:2017:5653
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A.C. Prins
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke herziening van boete opgelegd aan eiser na niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van Rotterdam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had een boete van € 24.006,14 opgelegd gekregen op 22 juli 2014, welke hij betwistte. Eiser had op 7 april 2016 een verzoek tot herziening ingediend, dat door verweerder werd afgewezen. Eiser stelde dat hij niet tijdig bezwaar had kunnen maken tegen de boete vanwege persoonlijke omstandigheden en gebrekkige communicatie van verweerder. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 22 juli 2014 in rechte vaststond en dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een herziening van de boete rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat verweerder op goede gronden had besloten om het verzoek van eiser af te wijzen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.