Overwegingen
1. Op 1 januari 2015 is de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) en de daarop gebaseerde regelgeving komen te vervallen. Op dit geschil is het recht van toepassing zoals dat gold voor 1 januari 2015.
2. Eiser, geboren in 2003, heeft een pervasieve ontwikkelingsstoornis (autisme). Bureau Jeugdzorg heeft in verband hiermee aan eiser een indicatie verleend voor begeleiding groep, klasse 1, begeleiding individueel, klasse 3, en kortdurend verblijf, klasse 1. Eiser gaat naar een reguliere school en woont bij zijn ouders en broertje.
3. Op 24 februari 2015 heeft verweerder aan eiser de jaarafrekening 2014 gestuurd. Hierbij heeft verweerder het pgb voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 vastgesteld op € 12.006,49 en een bedrag ter hoogte van € 6.129,94 als niet verantwoord pgb teruggevorderd (het vaststellingsbesluit).
4. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat betalingen op grond van artikel 2.6.13 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa) slechts kunnen worden geaccepteerd voor zover deze betrekking hebben op kosten die niet hoger zijn dan € 63,- per uur, tenzij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een hoger tarief heeft vastgesteld. In de Beleidsregel CA-300-584 Prestatiebeschrijvingen en tarieven extramurale zorg 2014 (Beleidsregel) heeft de NZa een hoger tarief vastgesteld voor Gespecialiseerde begeleiding (BG-Gespecialiseerd), met prestatiecode H153, maar hiervan is geen sprake. Volgens verweerder komt de door Eddee geboden begeleiding meer overeen met de in de Beleidsregel opgenomen beschrijving van Begeleiding (BG-Basis), met prestatiecode H300, waarvoor geen hoger tarief geldt. Verweerder heeft de verantwoording over de tweede helft van 2013, en daarmee de hogere tarieven van Eddee, alsnog goedgekeurd op grond van het vertrouwensbeginsel omdat aan eiser reeds een definitieve jaarafrekening over het jaar 2013 was verzonden, waarin deze hogere tarieven zijn gehanteerd. Voor het jaar 2014 kan een beroep op het vertrouwensbeginsel volgens verweerder niet slagen.
5. In beroep heeft eiser aangevoerd dat de verantwoording van het pgb voor de eerste helft van 2014 ook op basis van het vertrouwensbeginsel goedgekeurd had moeten worden. Immers pas op 6 augustus 2014, dus na de eerste helft van 2014, heeft verweerder een besluit genomen waarbij het hogere uurtarief van Eddee niet werd geaccepteerd. Het is bekend dat veel thuiswonende minderjarige kinderen wel goedkeuring hebben voor het hogere uurtarief voor gespecialiseerde begeleiding. Eiser is van mening dat de door Eddee geboden zorg voldoet aan de in de Beleidsregels opgenomen beschrijving van BG-Gespecialiseerd. De stoornis van eiser is een langdurige stoornis met een psychiatrische grondslag en de daarbij geboden begeleiding voldoet aan het criterium van BG-Gespecialiseerd, te weten ondersteuning bij langdurig tekortschietende zelfregie. Verweerder had volgens eiser dan ook de door hem opgevoerde kosten voor door Eddee verleende zorg tegen het hogere uurtarief moeten accepteren.
6. Zoals ter zitting is besproken, volgt uit de uitspraken van 14 december 2016 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2016:4642) dat het beroep tegen het bestreden besluit geacht moet worden te zijn gericht tegen het vaststellingsbesluit van 24 februari 2015. 7. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiser een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen. Een beroep op dat beginsel kan volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 6 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2553) alleen slagen als van de kant van het tot beslissen bevoegd orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. De gedingstukken bevatten geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het hogere uurtarief van Eddee voor het jaar 2014 goedgekeurd zou worden. Daarbij merkt de rechtbank op dat voor het jaar 2013 reeds een definitieve jaarafrekening was vastgesteld waarbij van het hogere tarief was uitgegaan en verweerder om die reden toepassing heeft gegeven aan het vertrouwensbeginsel door de verantwoording van het pgb over het jaar 2013 alsnog goed te keuren. Voor het jaar 2014 had verweerder de hoogte van het pgb nog niet definitief vastgesteld. Daarnaast heeft verweerder binnen een paar dagen de eerdere goedkeuring van de eerste helft van 2014 hersteld en de verantwoorde bedragen alsnog afgekeurd, zodat ook aan het besluit van 27 januari 2015 geen vertrouwen kan worden ontleend. Bovendien kan naar vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3880) aan door een bestuursorgaan in het verleden bij de besluitvorming gemaakte fouten niet een rechtens te honoreren vertrouwen worden ontleend dat in de toekomst daarin wordt volhard. De omstandigheid dat verweerder in de voorgaande jaren op basis van een globale controle de verantwoordingen wel heeft geaccepteerd, betekent niet dat eiser erop mocht vertrouwen dat een latere of intensieve controle van de verantwoording tot dezelfde uitkomst zou leiden (zie de uitspraak van de CRvB van 15 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3464). Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan ook niet. 8. Voor zover eiser een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel, slaagt dit evenmin, aangezien eiser niet met concrete gegevens heeft onderbouwd dat sprake is van gelijke gevallen. De enkele stelling dat hem bekend is dat bij andere minderjarige kinderen een hoger uurtarief voor gespecialiseerde begeleiding is goedgekeurd, is niet voldoende.
9. Het geschil tussen partijen over het bij de vaststelling van het pgb geldende tarief voor betalingen van door Eddee verleende zorg spitst zich verder toe op de vraag of deze zorg is aan te merken als BG-Basis of als BG-Gespecialiseerd als bedoeld in de Beleidsregel. Op 14 december 2016 heeft de CRvB in vergelijkbare zaken uitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2016:4642, 4796 en 4797) over de vraag of de door Eddee geboden begeleiding als BG-Gespecialiseerd kan worden aangemerkt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op deze uitspraken te reageren. 10. Uit de bij de Beleidsregel behorende prestatiebeschrijvingen volgt dat zowel BG-Basis als BG-Gespecialiseerd zijn gericht op de doelgroep psychiatrische aandoening of beperking. De rechtbank leidt hieruit af dat bij de AWBZ-functie Begeleiding de begeleiding als omschreven in BG-Basis het uitgangspunt is. Deze vorm van begeleiding kan worden geboden bij alle in artikel 6, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza) genoemde grondslagen (somatische, psychogeriatrische of psychiatrische beperkingen en verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap) en de vereiste matige of zware beperkingen kunnen zich voordoen op alle in dit artikel genoemde terreinen (de sociale redzaamheid, het bewegen en verplaatsen, het psychisch functioneren, het geheugen en de oriëntatie en probleemgedrag). BG-Gespecialiseerd kan alleen worden geboden als sprake is van een psychiatrische grondslag, waarbij matige of zware beperkingen zijn op het terrein van de sociale redzaamheid. Er moet, anders dan bij BG-basis, sprake zijn van een langdurige psychische stoornis, waarbij ondersteuning wordt geboden aan personen met een langdurig tekortschietende zelfregie. Hoewel er tevens aandacht is voor activerende elementen ligt het accent bij BG-Gespecialiseerd op handhavingsdoelen. Ook hierin onderscheidt BG-Gespecialiseerd zich van BG-Basis.
11. Vaststaat dat bij eiser sprake is van een psychiatrische grondslag als gevolg van een langdurige pervasieve ontwikkelingsstoornis (autisme), waardoor hij, naast beperkingen op andere terreinen, onder meer zware beperkingen heeft op het terrein van de sociale redzaamheid. Voor de vraag of de door Eddee geboden begeleiding is aan te merken als BG‑Basis of BG-Gespecialiseerd is bepalend of ondersteuning wordt geboden bij langdurig tekortschietende zelfregie, waarbij het accent ligt op handhavingsdoelen. De rechtbank begrijpt dit laatste, mede naar aanleiding van de hierboven genoemde uitspraken van de CRvB van 14 december 2016, aldus dat de ondersteuning met name gericht dient te zijn op het voorkomen van (verdere) teloorgang van personen die langdurig moeite hebben om zich in de samenleving staande te houden.
12. Volgens het Plan van Aanpak dat Eddee heeft opgesteld voor de uitvoering van de begeleiding individueel zijn de doelen van de begeleiding dat eiser zijn taken kan plannen en structureren passend bij zijn leeftijd, zelfstandig een boodschap haalt bij de winkel en zelfstandig fietst naar het winkelcentrum. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is van ondersteuning bij langdurig tekortschietende zelfregie met het accent op handhavingsdoelen. Uit de indicatie van Bureau Jeugdzorg is dit ook niet af te leiden. De indicatie voor begeleiding individueel is verleend om eiser te ondersteunen in het trainen van vaardigheden ten behoeve van zijn zelfredzaamheid en om te oefenen om de vaardigheden van eiser te vergroten.
13. Uit het voorgaande volgt dat de begeleiding van eiser voornamelijk is gericht op het vergroten van zijn sociale redzaamheid. De begeleiding ziet vooral op activerende elementen. De in beroep overgelegde uitwerking van het Plan van Aanpak maakt dit niet anders aangezien hieruit af te leiden is dat de begeleiding vooral ziet op “het regelen van dagelijkse bezigheden”, “mogelijke integratie in de samenleving” en “opbouwen van een sociaal netwerk”.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is de door Eddee aan eiser geboden begeleiding geen BG-Gespecialiseerd als bedoeld in de Beleidsregel, maar BG-Basis. Nu de NZa voor BG-Basis geen hoger tarief heeft vastgesteld dan het in artikel 2.6.13, vijfde lid, aanhef en onder b, onder ten tweede, van de Rsa genoemde tarief van € 63,- per uur is verweerder bij de vaststelling van het pgb terecht uitgegaan van een uurtarief van € 63,- voor de door Eddee aan eiser verleende zorg. De hiertegen gerichte beroepsgronden slagen dan ook niet.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.