ECLI:NL:RBROT:2017:4695

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
10/682152-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door verkeersdelict

Op 15 juni 2017 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 maart 2016 in Gorinchem betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een vrachtauto, heeft zich schuldig gemaakt aan het niet verlenen van voorrang aan een fietser en het overschrijden van een doorgetrokken streep. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de fietser zwaar lichamelijk letsel opliep, namelijk een open onderbeenbreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, wat resulteerde in de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met vervangende hechtenis van 40 dagen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en de impact van de straf op zijn werk als vrachtwagenchauffeur.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682152-16
Datum uitspraak: 15 juni 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. D. Vong, advocaat te Veghel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Daartoe is - kort samengevat - aangevoerd dat het enkel over een doorgetrokken streep rijden geen aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid oplevert. Bovendien is conform de uitspraak van rechtbank Rotterdam van 26 november 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:9579) een enkel moment van onoplettendheid niet aan te merken als (zeer) aanmerkelijk onvoorzichtig handelen in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Tot slot zijn er geen andere omstandigheden op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
4.1.2.
Beoordeling
Vooropstelling
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval (vgl. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822). Dat brengt mee dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van genoemde bepaling. Voorts kan niet reeds uit de aard van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte stond op 9 maart 2016 te Gorinchem als bestuurder van een vrachtauto op de kruising, gevormd door de [plaats delict 1] en de [plaats delict 2] , voorgesorteerd voor linksaf;
de verdachte heeft om hem moverende redenen besloten vanuit het linker voorsorteervak niet links maar rechts af te slaan;
de verdachte heeft de vrachtauto naar rechts gestuurd en aldus een doorgetrokken streep overschreden bij het verplaatsen van de vrachtauto van de linker- naar de rechterrijbaan;
e verdachte heeft hierbij niet opgemerkt dat er zich een fietser rechts naast de cabine van die vrachtauto bevond die inmiddels de kruising was opgereden;
de verdachte heeft bij het rechts af slaan en het aldus verwisselen van rijbaan aan deze fietser geen voorrang verleend, ten gevolge waarvan bij de fietser een open onderbeenbreuk met fors letsel van de weke delen is ontstaan.
Schuld
De verdachte heeft zich door geen voorrang te verlenen aan de fietser in combinatie met het overschrijden van de doorgetrokken streep schuldig gemaakt aan twee verkeersovertredingen. De rechtbank merkt voornoemde gedragingen aan als aanmerkelijk onvoorzichtig. Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het aan de aanmerkelijke schuld van verdachte is te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 09 maart 2016 te Gorinchem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de [plaats delict 1] en de [plaats delict 2] , althans op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij vóór die bovengenoemde kruising stond voorgesorteerd om linksaf te slaan
- een doorgetrokken streep heeft overschreden en/of op die kruising rechtsaf is gaan slaan en/of
-zich daarbij niet of onvoldoende ervan heeft vergewist dat de weg rechts (dicht) naast hem vrij was van verkeer en/of
-niet heeft opgemerkt dat een fietser, die zich rechts naast de cabine van die door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto bevond op de voorsorteerstrook voor linksaf, inmiddels die meergenoemde kruising begon op te rijden en/of
-die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, waardoor die fietser ten val is gekomen en/of door die vrachtauto werd overreden,
als gevolg waarvan
bijdie fietser, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een open onderbeenbreuk met fors letsel van de weke delen), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte stond als bestuurder van een vrachtauto voorgesorteerd op de linker rijbaan om links af te slaan. Rechts naast de cabine van de vrachtwagen stond een fietser om eveneens links af te slaan. De verdachte heeft willens en wetens de beslissing genomen om in plaats van linksaf rechtsaf te slaan en is hierbij over een doorgetrokken streep gereden. Als gevolg hiervan is de fietser ten val gekomen en heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Door het geen voorrang verlenen aan de fietser en het overschrijden van een doorgetrokken streep heeft de verdachte in aanzienlijke mate de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2017 op naam van verdachte, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank komt tot de volgende conclusies.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het oriëntatiepunt voor overtreding van artikel
6 van de WVW, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, is een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. De vraag is of er in dit geval aanleiding bestaat om van dit vertrekpunt af te wijken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank mee laten wegen dat de verdachte - een ervaren vrachtwagenchauffeur - niet eerder veroordeeld is voor een soortgelijk feit. Daarnaast houdt de rechtbank bij het bepalen van de straffen rekening met de gevolgen die een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de verdachte zou hebben. Hij zou daarmee immers zijn beroep tijdelijk niet kunnen uitoefenen en in die periode geen inkomen hebben. De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat de verdachte onmiddellijk zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, het slachtoffer heeft bijgestaan en een goede verstandhouding met haar heeft opgebouwd. Uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring is de rechtbank gebleken hoe zeer het slachtoffer dit waardeert.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 (twee) jaren, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en H.M. Dunsbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij op of omstreeks 09 maart 2016 te Gorinchem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de [plaats delict 1] en de [plaats delict 2] , althans op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij vóór die bovengenoemde kruising stond voorgesorteerd om linksaf te slaan
-een doorgetrokken streep heeft overschreden en/of op die kruising rechtsaf is gaan slaan en/of
-zich daarbij niet of onvoldoende ervan heeft vergewist dat de weg rechts (dicht) naast hem vrij was van verkeer en/of
-niet heeft opgemerkt dat een fietser, die zich rechts naast de cabine van die door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto bevond op de voorsorteerstrook voor linksaf, inmiddels die meergenoemde kruising begon op te rijden en/of
-die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, waardoor die fietser ten val is gekomen en/of door die vrachtauto werd overreden,
als gevolg waarvan die fietser, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een open onderbeenbreuk met fors letsel van de weke delen), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
subsidiair
hij op of omstreeks 09 maart 2016 te Gorinchem als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de [plaats delict 1] en de [plaats delict 2] , althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij vóór die bovengenoemde kruising stond voorgesorteerd om linksaf te slaan
-een doorgetrokken streep heeft overschreden en/of op die kruising rechtsaf is gaan slaan en/of
-zich daarbij niet of onvoldoende ervan heeft vergewist dat de weg rechts (dicht) naast hem vrij was van verkeer en/of
-niet heeft opgemerkt dat een fietser, die zich rechts naast de cabine van die door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto bevond op de voorsorteerstrook voor linksaf, inmiddels die meergenoemde kruising begon op te rijden en/of
-die fietser niet heeft laten voorgaan en/of
-in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser.