In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Seahorse Enterprises B.V. schadevergoeding van de bestuurders van Pro-Partner Equity B.V. (PPE) wegens vermeende onrechtmatige handelingen die zouden hebben geleid tot een waardevermindering van de aandelen van Seahorse in PPE. De procedure begon met een dagvaarding op 13 juni 2016, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 12 januari 2017. Seahorse stelde dat de bestuurders van PPE onrechtmatig hadden gehandeld door onder andere een valse jaarrekening te publiceren en geen partnerraad in te stellen, wat zou hebben geleid tot schade voor Seahorse.
De rechtbank beoordeelde de verwijten van Seahorse aan de bestuurders en concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de gestelde onrechtmatige handelingen en de schade die Seahorse claimde. De rechtbank stelde vast dat de schade die Seahorse had geleden, namelijk de waardevermindering van de aandelen, niet het gevolg was van de handelingen van de bestuurders, maar eerder van de algemene omstandigheden rondom de vennootschap. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders niet onrechtmatig hadden gehandeld en dat er geen specifieke zorgvuldigheidsverplichting was geschonden die hen aansprakelijk zou maken voor de schade van Seahorse.
Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van Seahorse af en veroordeelde Seahorse in de proceskosten van de gedaagden. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 maart 2017 door mr. Th. Veling.