ECLI:NL:RBROT:2016:9937
Rechtbank Rotterdam
- Prejudicieel verzoek
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële vraag over de aanvang van de tienjaarstermijn in de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 december 2016 een prejudiciële vraag gesteld aan de Hoge Raad over de interpretatie van artikel 288 lid 2 aanhef en onder d van de Faillissementswet (Fw). De vraag betreft de aanvang van de tienjaarstermijn voor de schuldsaneringsregeling en of deze termijn moet worden berekend vanaf het materiële of formele einde van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster had op 7 oktober 2016 een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling, maar had eerder al een schuldsaneringsregeling die was beëindigd zonder toekenning van de 'schone lei'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling materieel is geëindigd op 19 april 2006, maar dat de formele beëindiging pas plaatsvond met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst op 9 januari 2007. De rechtbank overweegt dat het onduidelijk is wat onder 'van toepassing is geweest' moet worden verstaan en dat dit leidt tot verschillende uitkomsten voor schuldenaren. Daarom is de rechtbank van mening dat het noodzakelijk is om deze vraag aan de Hoge Raad voor te leggen. In afwachting van de beslissing van de Hoge Raad zal de rechtbank verdere beslissingen aanhouden.