ECLI:NL:RBROT:2016:9791
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van telefoonkosten en beoordeling van overeenkomst tot levering van mobiele telefoon
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2016 uitspraak gedaan in een vordering van Intrum Justitia Nederland B.V. tegen een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde een bedrag van € 649,05 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst voor een telefoonabonnement. De gedaagde heeft aanvankelijk niet gereageerd op de dagvaarding, maar heeft later het verstek gezuiverd en mondeling op de eis geantwoord. De eiseres heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich uit te laten over de zaak, maar de gedaagde heeft verder geen inhoudelijke reactie gegeven.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een overeenkomst is aangegaan voor het gebruik van een mobiele telefoon en dat de vordering op gedaagde is overgedragen aan eiseres. De rechter heeft de overeenkomst gekwalificeerd als een koop op afbetaling, maar vastgesteld dat de verkoopwaarde van de telefoon niet voldoende was onderbouwd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld welk deel van de maandelijkse kosten betrekking had op de telefoon en welk deel op de telecommunicatiediensten. De vordering tot betaling van het toestelgedeelte werd afgewezen.
Wel zijn de gebruikskosten van € 105,05 toegewezen, omdat deze niet betwist waren. De vordering tot vergoeding van vervallen rente werd afgewezen, omdat eiseres een onjuist bedrag aan hoofdsom had opgegeven. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet was voldaan aan de vereisten van de wet. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, met uitzondering van een deel van het griffierecht. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde is afgewezen.