ECLI:NL:RBROT:2016:9788
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vordering tot betaling van telefoonabonnementskosten en erkenning van de overeenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. Eiseres, Intrum Justitia Nederland B.V., had gevorderd dat de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 872,00 aan abonnementskosten, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde had schriftelijk op de eis geantwoord, maar heeft verder geen inhoudelijke reactie gegeven op de vordering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de feiten waarop de vordering is gebaseerd niet heeft betwist. Eiseres stelde dat de gedaagde een overeenkomst had gesloten voor het gebruik van een mobiele telefoon en dat de vordering op gedaagde was overgedragen aan eiseres. De rechter heeft echter geoordeeld dat de overeenkomst met betrekking tot het toestelgedeelte niet van kracht is geworden, omdat de verkoopwaarde van het toestel niet afzonderlijk was vastgesteld in de overeenkomst. Dit betekent dat de vordering van eiseres niet kan worden toegewezen.
De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen en eiseres veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn vastgesteld op nihil. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in overeenkomsten en de noodzaak om de verkoopwaarde van geleverde goederen expliciet vast te leggen.