ECLI:NL:RBROT:2016:9571

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
ROT 16/3664
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverbindendheid van leges omgevingsvergunning in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam over de leges voor een omgevingsvergunning. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een nieuwe woning en ontving een aanslag van € 19.206,- aan leges. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het bezwaar werd door verweerder ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 november 2016 heeft eiser aangevoerd dat de legesheffing willekeurig en onredelijk is. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar een eerder arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarin werd geoordeeld dat het tariefsysteem in de Verordening leges omgevingsvergunning 2013 leidt tot een onredelijke legesheffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat het tariefsysteem in de Verordening leges omgevingsvergunning 2015, waar de aanslag op is gebaseerd, identiek is aan dat van 2013.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat artikel 1.3 van de Tarieventabel behorend bij de Verordening leges omgevingsvergunning 2015 onverbindend is. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de aanslag herroepen, waardoor eiser geen leges hoeft te betalen. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 16/3664

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 december 2016 in de zaak tussen

[eiser],

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. B.J. Klein.

Procesverloop

Bij aanslag met als factuurdatum 16 december 2015 (de aanslag) heeft verweerder van eiser een bedrag van € 19.206,- aan leges omgevingsvergunning geheven.
Het daartegen gerichte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 21 april 2016 (het bestreden besluit), ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gezamenlijk, maar niet gevoegd met de zaak met nummer ROT 16/2692 plaatsgevonden op 7 november 2016. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser heeft op 20 oktober 2015 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een nieuwe woning op [adres].
1.2
Verweerder heeft de aanslag opgelegd op basis van de Verordening leges omgevingsvergunning 2015 (hierna: de Verordening).
2. Eiser voert onder meer aan dat sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing.
2.1
In het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 september 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2592, over de Verordening leges omgevingsvergunning 2013 is geoordeeld dat het daarin in artikel 1.3 van de Tarieventabel opgenomen tariefsysteem ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning leidt tot een willekeurige en onredelijke legesheffing die de wetgever bij het toekennen aan de gemeenten van de bevoegdheid tot het heffen van leges op de voet van artikel 229 lid 1, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet niet op het oog kan hebben gehad, zodat aan dit onderdeel van de Tarieventabel verbindende kracht moet worden ontzegd.
Verweerder heeft ter zitting erkend dat het onderhavige tariefsysteem van de Verordening hetzelfde is als die uit 2013, waarbij net als in 2013 wat betreft de hoogte van het legesbedrag als percentage van de bouwsom sprake is van een zogenoemde zaagtand.
Gelet hierop moet ook het in de onderhavige Verordening in artikel 1.3 van de Tarieventabel opgenomen tariefsysteem onverbindend worden verklaard en komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling of in dit concrete geval sprake is van een willekeurige of onredelijke heffing.
2.2
Het voorgaande betekent dat de Tarieventabel onverbindend is en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Het beroep is gegrond. Gelet hierop behoeven de andere beroepsgronden van eiser daarom geen bespreking meer. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de aanslag te herroepen. Dit betekent dat eiser geen leges hoeft te betalen.
3. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept de aanslag;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzitter, en mrs. M.I. Blagrove, en
M.C. Woudstra, leden, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).