In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het beschermingsbewind over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had op 1 augustus 2016 een verzoek ingediend om het eerder door de kantonrechter ingestelde bewind, dat op 13 november 2015 was opgelegd, op te heffen. De bewindvoerder, Budget Solutions B.V., heeft op 17 augustus 2016 gereageerd op het verzoek en betoogd dat de rechthebbende niet zonder zijn toestemming een advocaat mag inschakelen voor rechtsbijstand in deze procedure. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 oktober 2016.
De kantonrechter overwoog dat het inschakelen van rechtsbijstand voor het indienen van een verzoek tot opheffing van het bewind geen daad van beschikken over de onder bewind staande goederen is, zoals bedoeld in artikel 1:438 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bovendien zou het vereisen van toestemming van de bewindvoerder een onaanvaardbare inbreuk maken op het recht op toegang tot de rechter, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De kantonrechter concludeerde dat er geen wettelijke basis is voor de eis dat de rechthebbende de medewerking van de bewindvoerder nodig heeft om een verzoek tot opheffing in te dienen.
Desondanks oordeelde de kantonrechter dat de gronden voor de onderbewindstelling nog steeds aanwezig waren en dat er geen zicht was op een stabiele financiële situatie voor de rechthebbende. Daarom werd het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. De beschikking werd uitgesproken door mr. R. Kruisdijk en de rechthebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.