In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Gorinchem, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem. Eiser ontving voorheen huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor drie uur per week. Bij besluit van 28 april 2015 heeft verweerder eiser geïndiceerd voor twee uur per week, wat resulteerde in een verlaging van de ondersteuning. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 6 oktober 2016 heeft verweerder erkend dat de normtijden waarop het pgb is gebaseerd niet juist zijn. De rechtbank oordeelt dat eiser procesbelang heeft behouden bij de beoordeling van zijn beroep, ondanks de erkenning van verweerder dat hij te weinig pgb heeft ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, omdat dit in strijd is met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser had recht op een hoger aantal uren ondersteuning dan hem was toegekend.
Eiser heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens immateriële schade, omdat hij een uur zorg per week heeft gemist. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij geestelijk heeft geleden door de vermindering van het pgb. De rechtbank bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 45,00 aan eiser moet vergoeden en veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 992,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.