Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser1] ,
[eiser2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de overgelegde producties
- de mondelinge behandeling de dato 20 oktober 2016
- de pleitnota van Stichting Woonstad Rotterdam.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert [eiser2], vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de kantonrechter uit 2012. Dit vonnis hield de ontbinding van de huurovereenkomst in en veroordeelde [eiser2] tot ontruiming van de woning en betaling van een huurachterstand. In de procedure wordt betoogd dat er in de tussenliggende periode een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen, waardoor het eerdere vonnis geen executoriale titel meer biedt voor ontruiming. De voorzieningenrechter oordeelt dat Stichting Woonstad Rotterdam, de verhuurder, het recht tot ontruiming heeft prijsgegeven, omdat er gedurende vier jaar geen actie is ondernomen om de ontruiming te effectueren. De rechter verwijst naar de parlementaire geschiedenis van artikel 7:230 BW, waaruit blijkt dat het behoud van het gebruik van het gehuurde met goedvinden van de verhuurder kan leiden tot een nieuwe huurovereenkomst. De voorzieningenrechter concludeert dat de ontruiming in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd is en wijst het verbod op ontruiming toe, terwijl de betalingsverplichting van [eiser2] aan Stichting Woonstad Rotterdam in stand blijft. De vordering van [eiser2] in persoon wordt niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vordering van de bewindvoerder deels wordt toegewezen.