ECLI:NL:RBROT:2016:7717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
10 oktober 2016
Zaaknummer
C/10/506187 / JE RK 16-2161
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot geschillenregeling in het kader van ondertoezichtstelling van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de moeder van een minderjarige en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI). De moeder had een verzoek ingediend met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling van haar kind, geboren in 2008. De moeder verzocht de kinderrechter om de GI te verplichten het traject 'Kinderen uit de Knel' of 'Ouderschap Blijft' in te zetten en om het verzoek aan de Raad om onderzoek te doen naar de mogelijkheden tot beëindiging van het gezag in te trekken of te schorsen totdat deze trajecten waren afgerond.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige in een vechtscheiding verwikkeld zijn en dat er een lange hulpverleningsgeschiedenis is. De kinderrechter merkte op dat de GI geen hulpverlening had ingezet om de onderlinge strijd tussen de ouders te verminderen. De advocaat van de moeder heeft ter zitting aangegeven dat er geen pogingen zijn gedaan om het geschil met de GI op te lossen, wat volgens de kinderrechter niet in lijn is met de verwachtingen die aan partijen worden gesteld. De kinderrechter verwees naar artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat geschillen over de uitvoering van de ondertoezichtstelling aan de kinderrechter kunnen worden voorgelegd, maar dat partijen eerst zelf inspanningen moeten verrichten om tot een vergelijk te komen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder afgewezen, omdat het verzoek voortijdig was ingediend. De kinderrechter benadrukte dat de advocaat van de moeder redelijke en aantoonbare inspanningen had moeten leveren om het geschil met de GI op te lossen voordat de kinderrechter werd ingeschakeld. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. D.C. van Reekum, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. H.P. Eekhout als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/506187 / JE RK 16-2161
datum uitspraak: 28 juli 2016

beschikking geschillenregeling

in de zaak van

[naam 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats 1] .
betreffende

[naam 2] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Rotterdam,

[naam 3] , hierna te noemen vader,

wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 16 juli 2016, ingekomen bij de griffie op 16 juli 2016;
Op 27 juli 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat mr. R.F.P. Scheele,
- een vertegenwoordiger van de GI [vertegenwoordiger] .
De vader is hoewel opgeroepen niet ter zitting verschenen.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en deze voorgedragen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 26 november 2014 is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader bepaald.
Bij beschikking van 13 juni 2016 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 17 december 2016.

Het verzoek

De moeder heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Zij heeft verzocht te bepalen dat de GI het traject Kinderen uit de Knel inzet, dan wel het traject Ouderschap Blijft. Voorts heeft zij verzocht te bepalen dat de GI het verzoek aan de Raad om onderzoek te doen naar de mogelijkheden ter beëindiging van het gezag intrekt, dan wel dat dit onderzoek wordt geschorst, totdat voornoemde trajecten zullen zijn afgerond.
Ter zitting is namens en voor de moeder naar voren gebracht dat vechtscheidingsproblematiek van de ouders de grondslag vormde voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De GI heeft evenwel geen hulpverlening ingezet ter vermindering van die onderlinge strijd. Dat de GI thans de Raad heeft verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het gezag van de moeder te beëindigen is voorbarig, nu nog het traject Kinderen uit de Knel dan wel Ouderschap Blijft dan wel enig ander traject kan worden ingezet.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, met uitzonderling van gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, aan de kinderrechter worden voorgelegd.
Dit artikel is bedoeld als vangnet, aldus als uiterst middel, voor geschillen die niet op een andere wijze kunnen worden beslecht, bijvoorbeeld door middel van een andere daartoe aangewezen procedure of door middel van onderling overleg.
De kinderrechter verwijst naar de uitspraak van 18 juni 2015 van deze rechtbank (ECLI:NL:RBROT:2015:4340). Uit die uitspraak volgt dat van partijen mag worden verwacht dat zij, voordat zij de kinderrechter in dit verband verzoeken te bemiddelen of te beslissen, eerst zelf inspanningen verrichten om tot een vergelijk te komen en dat deze inspanningen redelijk en aantoonbaar moeten zijn.
Vaststaat dat het gezin een lange hulpverleningsgeschiedenis kent en dat de samenwerking tussen de moeder en de GI moeizaam verliep. Dat neemt evenwel niet weg dat van de advocaat van de vrouw redelijke en aantoonbare inspanningen mogen worden verwacht, temeer nu hij sinds kort en in ieder geval sinds 13 juni 2016 de moeder bijstaat en de jeugdbeschermer eveneens sinds drie maanden bij [minderjarige] is betrokken.
Nu de advocaat ter zitting desgevraagd heeft aangegeven geen poging te hebben gedaan dit geschil met de moeder en de GI op te lossen, is het verzoek naar het oordeel van de kinderrechter voortijdig gedaan.
De kinderrechter ziet in het voorgaande aanleiding het verzoek af te wijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.C. van Reekum, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2016.